Pagina:Architectura vol 005 no 006.djvu/6

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
36
6 Februari 1897.
ARCHITECTURA.



 Verder meent de inleider dat het goede voorbeeld, in den laatsten tijd door het rijk gegeven, waar het ’t stichten van openbare gebouwen betreft, aanbeveling verdient ook voor gemeentebesturen. En waar de gemeente eigenaresse is van bouwterreinen beeft ze tot op zekere hoogte stellig het recht bij verkoop van grond aan de koopers eenige voorwaarden te stellen. Daaronder kan worden opgenomen deze, dat de plannen voor event. te bouwen huizen aan de goedkeuring van verkoopster onderworpen moeten worden. Heeft de gemeente tot beoordeeling daarvan geen geschikt personeel dan neme zij desnoods een of meer particuliere architecten tot raadslieden.
 Komende tot het 2e gedeelte der vraag, meent spreker hierop bevestigend te kunnen antwoorden. Evenzeer toch, als door gemeentebesturen subsidiën worden gegeven aan corporatiën voor schilderijen-tentoonstellingen, muziek-gezelschappen, schouwburg enz., en zelfs aan velen jaar op jaar, — is het ook ten volle gerechtvaardigd en aanbevelenswaardig dat van gemeentewege iets worde gedaan om de bouwkunst te bevorderen.
 Ook het denkbeeld om prijsvragen uit te schrijven, als er sprake is van bebouwing van een geheele wijk of groot terrein, juicht spreker toe. Al hebben in sommige gevallen die prijsvragen niet het gewenschte resultaat gehad, dit neemt niet weg dat men in zeer vele gevallen over den uitslag ten volle voldaan was. Ten slotte wordt de wensch uitgesproken dat de tijd spoedig moge aanbreken, waarin de speculatiebouw zal plaats maken voor meer soliden en fraaien huizenbouw, al behoeft daarom het speculatieve nog niet door bouwondernemers uit het oog verloren te worden.

 Aan het debat dat hierop volgde werd deelgenomen o.a. door den heer freem, die meende dat goed voorgaan door het rijk en de gemeente nog niet altijd goed volgen doet, getuige o.m. amsterdam, dat ook ten tijde van den gemeente-arch. weissman geheele nieuwe wijken zag verrijzen, waarvan de aanschouwing ons een rilling door de leden doet gaan.

 Doch ook vooral 2 andere punten meent deze spreker op den voorgrond te moeten stellen, nl. deze:
 Er moet behoefte zijn aan woningen, want de financieele zijde van het vraagstuk is van veel gewicht en mag niet uit het nog verloren worden, — en het publiek moet behoefte gevoelen aan iets anders, dan wat het thans meestal als bouwkunst te aanschouwen heeft. Deze opmerkingen worden op duidelijke wijze nader toegelicht.
 Na dankzegging door een der bestuursleden aan den inleider, wordt nu het woord gegeven aan den heer freem, om de 2e gestelde vraag te beantwoorden, luidende:
 Hoe moeten scheidingsmuren van perceelen, waarin tevens de balken dragen geconstrueerd worden, om volkomen het geluid, veroorzaakt door pianospel, zang, enz. te isoleeren?
 Na eenige beschouwingen omtrent de onaangename gevolgen, voortvloeiende uit de weinige aandacht die aan dit vraagstuk geschonken wordt, de gevolgen vooral voor hem die bij ongeval in een z.g. muzikaal stadsgedeelte woont worden de volgende middelen aangegeven:

 1e. Men construeere 3 halfsteensmuren met 2 spouwen elk van 11 cM. en vulle deze op met houtasch, zaagmeel of cokesbrics. De verbinding der muren moet geschieden niet met steen maar met gegalvaniseerde |—| vormige ankertjes.
 Sommigen meenen dat de lucht, aanwezig tusschen de wanden, voldoende isoleert, doch dit is niet afdoende daar het geluid van pianospel dan nog doordringt.

 2e. Men kan ook 2 muren van één steen construeeren met spouw, opgevuld als boven. In beide gevallen moet zorg gedragen worden, dat de balken niet tegen elkander komen, maar door een looden plaat of voldoende tusschenruimte gescheiden zijn.

 3e. Ook kan men één muur van 1 steen metselen en ter weerszijden daarvan rietplanken aanbrengen op een afstand van b.v. 8 cM. Ook hier moeten de balken weer voldoende geïsoleerd zijn en onder het draagvlak eveneens een strook lood worden aangebracht. Deze laatste wijze verdient dáár aanbeveling waar vele perceelen van een eigenaar aaneengebonwd worden.
 Voor huizen, niet aan denzelfden eigenaar toebehoorende, zou spreker wenschen dat de gemeene muren wat minder werden toegepast. Thans vindt met de afscheiding van 2 ervan meestal door een éénsteens muur tot stand gebracht, ja dikwijls door ½ steen.
 Ieder huis hebbe zijn eigen muren dan zal ook de vrees van in eigen woonkamer nog niet te kunnen zeggen wat men op ’t hart heeft, geen grond van bestaan meer hebben.

 Voor aaneengebouwde perceelen met onder- en bovenwoningen kon men voorts de gang van ’t eene aan de kamers van ’t andere huis laten grenzen, doch dit is niet altijd afdoende. Scheiding tusschen verdiepingen kunnen aangebracht worden door ter halverhoogte van de balklaag een laag rietplanken aan te brengen en de ruimte tusschen deze en den vloer weer als boven aan te vullen.
 Meest afdoend echter is het de étages onderling af te scheiden door een lichte ijzeren balkaag en daartegen een afzonderlijk plafond aan te brengen.
 Ook deze inleider oogstte den dank der vergadering en gaf daarna nog een kunstbeschouwing: het interessante schetsboek van Viollet le-Duc, ’t welk door alle aanwezigen met veel belangstelling werd bezichtigd.
 Ten slotte werden eenige bouwkundige plaatwerken onder de aanwezigen gratis verloot.

 — In een Vergadering der Vereeniging van Oudleerlingen der Ambachtsschool te ’s gravenhage, gehouden 30 januari jl. werd door den heer l. a. sanders een belangwekkende lezing gehouden over Cementijzerwerken naar het stelsel „Monier,” toegelicht met proeven van draagkracht en met afbeeldingen van werken, naar dit stelsel uitgevoerd.
 Ruim 1½ uur wist de spreker zijn gehoor, waaronder vele bouwkundige vakmannen — te boeien; achtereenvolgens besprekende de geschiedenis, waaruit hij aantoonde dat, ondanks de aanspraken van anderen, Monier, naar wien dit stelsel is genoemd, als de uitvinder daarvan moet beschouwd blijven; — de literatuur die, ofschoon van jonge data, blijkens het ter vergadering aanwezige, al uit heel wat bijdragen bestaat; de theoretische en practische bezwaren, daarin tegen dit stelsel ontwikkeld, welke, voorzoover zij naar sprekers oordeel op onjuiste vooronderstellingen of gevolgtrekkingen berusten, door hem zaakkundig worden weerlegd; de proefnemingen van draagkracht, blijkens de aanwezige staten in sprekers toelichting, met veel zorg gedaan; — de verschillende werken, naar dit stelsel reeds uitgevoerd in het binnen- zoowel als in het buitenland, waarvan talrijke phothographieën langs de wanden der vergaderzaal waren opgesteld.
 Een en ander gaf den indruk dat met dit stelsel van cementijzerwerk zich een afzonderlijk vak baan breekt, te belangrijk en te veelomvattend om er zich „en passant” een oordeel over aan te matigen, — dat de daarvoor ten beste gegeven theorieën, bij mangel aan voldoende proefnemingen, nog onbetrouwbaar zijn, weshalve practische ervaring hier nog de voorkeur verdient, — en dat men zich noch voor de theorie noch voor de praktijk van dit vak bij voorkeur naar het buitenland heeft te wenden, wijl blijkens sprekers mededeelingen, door feiten gestaafd, Nederlandsche beoefenaren van dit vak, daarin glansrijk met het buitenland wedijveren.


VER­EE­NI­GING VOOR BOUW­KUNST EN AAN­VER­WAN­TE AM­BACH­TEN TE ALK­MAAR.   ver­ga­de­ring, ge­hou­den den 30en ja­nua­ri.

 De voorzitter, de heer g. looman, opende de vergadering en riep de aanwezigen een hartelijk welkom toe op de 1e bijeenkomst in 1897, maar betreurde het dat de leden van zoo weinig belangstelling weder blijk gaven. Dc notulen der laatste vergadering werden gelezen en goedgekeurd.
 Door het bedanken van den heer w. j. stoel sr. voor de benoeming als bestuurslid, werd thans gekozen de heer w. j. stoel jr.
 Tot voorzitter werd gekozen de heer h. j. de groot, thans vice-voorzitter, nadat de heer looman verklaard had voor een benoeming niet meer in aanmerking te willen komen.
 Hierna verkreeg de heer c. de wild het woord tot het doen van eenige mededeelingen naar aanleiding van een bezoek aan de sluis te ijmuiden, dat door hem was gebracht op den 16en november 1896. Aan het N. W. hoofd dezer sluis, die nog niet geheel afgewerkt was, vertoonde zich tusschen den buitenvleugel en de eerste deurkas in het metselwerk een scheur ter wijdte van ongeveer 15 mM. en op zoodanige wijze, dat de vleugelmuur geheel van het sluishoofd was afgeweken. Deze scheur was, volgens spreker, ontstaan door het naar buiten wijken of het zetten der betonfundeering. Aangezien de slagdrempel van de sluis op 10 M. — AP. ligt, was herstel dier scheur hoogst moeilijk, maar niettemin zeer noodzakelijk.
 Nadat een duiker de richting van de scheur onder water had onderzocht en alzoo gcconstateerd kon worden dat zij niet veel van de verticale afweek, liet men een halfcirkelvormige Amerik. grenenhouten kuip maken. Deze werd toen verticaal met de open zijde naar de scheur geplaatst. De open naden die, na de plaatsing, aan den onderkant en aan weerszijden bij de rechtstandsmuren werden gevormd, werden weggenomen door een breede zwaluwstaartvormige indieping te maken in de breede platen tegen de muren en ook aan de onderzijde der kuip. Hierin werd een zeer stevig met mos gevulde linnen strook aangebracht, die bij het naderen van den muur, alzoo met groote kracht werd samengedrukt. Het plaatsen der kuip leverde geen moeielijkheden op. Het uitpompen van het water, dat nu volgen moest, leverde eveneens geen groot bezwaar op, hoewel een duiker eerst nog belast