Naar inhoud springen

Da Costa/Bij het openbaar examen 1819

Uit Wikisource

[ 106 ]

BY HET OPENBAAR EXAMEN
DER
NEDERLANDSCHE PORTUGEESCHE-ISRAËLITISCHE ARMENSCHOOL
19 MEI 1819


VOORZANG.
1.

Dag van vreugd, dien we aan de kimmen
vol verlangen zagen klimmen!
[ 107 ]met een opgeruimd gemoed
brengen we u den welkomstgroet!
Bode van Gods rijksten zegen!
galme u ’t dankbaar loflied tegen,
dat het kinderharte slaakt
aan den God, die voor hen waakt!

2.

Morgenzon, wier gouden stralen
onze zangen blij onthalen!
op uw goddelijke gezicht
wordt dees donkre aardbol licht.
Zoo ontleent al ’t heil der aarde
van dien God geheel zijn waarde,
wien ons hart zijn loflied slaakt,
van den God, die voor ons waakt!

3.

Hem, wiens weldaân ons omringen,
Hem te danken, Hem te zingen,
is een zaligheid op aard,
meer dan al haar schatten waard!
Wat, wat zou ons staan te vreezen,
welk een lot beklaaglijk wezen,
als ons hart zijn loflied slaak
aan den God, die voor ons waakt?

4.

Goedertieren Alvermogen!
zoo ons zwak, maar hartlijk pogen
aan uw vaderhart behaagt,
ziet dees dag ons onversaagd!
Ja, wy treên vrijmoedig nader,
in Uw naam, Almachtig Vader!
daar ons hart zijn loflied slaakt
aan den God, die voor ons waakt?




TUSSCHENZANG.
1.

Voor ons waken Vaderoogen
     uit den Hoogen!
         God,
[ 108 ]God had deenis met ons lot!
’t Zijn Zijn weldaân die ons voeden,
     die ons hoeden;
Hy is ’t, die voor onzen nood
eedle harten open sloot!
O! laat onze zwakke klanken
     Hem bedanken
tot den jongsten levensaâm
en die brave stervelingen
     meê bezingen,
die ons redden in Zijn naam!

2.

Dat de beê, die wy verheffen,
     U moog treffen,
         God,
God, Beschermer van ons lot!
overlaad, o Heer, die braven
     met uw gaven,
die onze onmacht, onze jeugd
leiden tot geluk en deugd!
Immer zullen onze klanken
     U bedanken
tot den jongsten levensaâm,
en die brave stervelingen
     meê bezingen,
die ons redden in Uw naam!




SLOTZANG.
1.

Aan God zij de glorie!
Geluk en Viktorie
ontspruiten van Hem!
Verhef u naar boven.
om Zijn naam te loven,
klink luid, o mijn stem!

2.

Hoor, Hemel, hoor Aarde!
de kracht, die u baarde,
[ 109 ]is de Almacht van God!
Zijn wenken bezielen!
Zijn wenken vernielen!
Zijn woord is ons lot

3.

Slechts Hy kan verheffen!
wat rampen u treffen,
de hoop blijve op Hem!
Zijn troostende zegen
straalt, droeven, u tegen,
en daalt op uw stem!

4.

Aan God zij de glorie!
Geluk en Viktorie
ontspruiten uit Hem!
Verhef u naar boven,
Om Zijn naam te loven.
klink luid, o mijn stem!

5.

Neen! staakt uwe zangen!
De Heemlen vervangen
den lof van hun Vorst!
Laat de Englenkoren
hun hymnen doen hooren! —
God leest in uw borst!

6.

Zijn naam zij gezegend!
Wat lot ons bejegent,
’t zij voorspoed of smart!
den Vader hierboven
is ’t wellust te loven! —
Aanbid, o mijn hart!