Naar inhoud springen

Da Costa/Echtviering van E. Chevalier en M. Belmonte

Uit Wikisource

[ 420 ]

TER ECHTVIERING
VAN
den Heer MATHILE JACQUES CHEVALLIER
EN
Jonkvrouwe ESTHER BELMONTE.

Want zie, de winter is voorbij, de plasregen is
over, hy is overgegaan;
de bloemen worden gezien in den lande, de zang-
tijd genaakt, en de stem der tortelduif wordt ge-
hoord in onzen lande.Hooglied II: 11, 12.
In den Naam des Gods van Jacob, onze hulp en onze schild,
die de heemlen schiep en de aarde, die van d' aanvang heeft gewild,
dat de mensch niet zoude alleen zijn, maar veréénd als man en vrouw,
in verdubbeling van aanzijn, Hem den Schepper, dienen zou,
hem, als t' zaamverlosten eeren en beminnen met een hart,
van den zondedood behouden, door eens Heilands kruisdoodsmart!
In den Naam van dien Verlosser, die in 't lichaam geopenbaard,
als de Brugom der Gemeente, die Hem zuchtend beidt op aard,
haar gezocht heeft, haar gekocht heeft, zich geheiligd en getrouwd,
en met eigen bloed en lichaam immer laaft en onderhoudt,
en met ziels- en hartversterking, en met gaven zonder tal
vergewist van trouw en liefde, tot Hy weêr verschijnen zal!
In dien heilnaam, aangeroepen over dezen bruiloftsdisch,
die door Zijn getrouwe ontferming ons te beurt gevallen is,
heffen we, o bevoorrecht Bruidspaar! den verlossingsbeker op
met tot Hem gerichte harten, die uw vreugde voert ten top;
drinken wy den wijn des feestheils, die u vol geschonken wordt
uit dien rijkdom van genade, die ook 't zoenbloed voor u stort:
psalmen wy de heilbeloften, aan Gods Isrel toegezeid,
aarde- en hemelzegeningen, voor 't geloove toebereid!
Neen! geen lied der dartle vreugde, neen! geen wijn der overdaad,
neen! geen beker der bedwelming past by 't feest van Abrams zaad,
past by 't feest der Echtelingen, door geen aard- of wereldzin,
maar door éénheid van verwachting, maar door reine zielemin
saam verbonden, één geworden voor het aangezicht van God,
wien zy ziel en hart betrouwden met geheel hun weg en lot!
Hoog gezegend, rijk in hope, vol des geestelijken goeds
is, o broeder onzes huizes! is, o zuster onzes bloeds!
[ 421 ]'t Heilig echtverbond te roemen, waar dees feestkelk van gewaagt!
't Geen van weêrzij in elkander uwe zielen heeft behaagd,
was geen aardsche schat, noch eere, geen verganklijk schijngenot,
maar 't beginsel van een leven, niet voor 't schepsel, maar voor God!
't Geen uw paân tot één deed loopen, 't geen uw zegen samenbracht,
was geen menschelijk beramen, uitgevoerd in eigen kracht!
't Was de hand des Heilands zelve, die, genageld aan het kruis,
schuld en schuldbrief uitgedelgd heeft voor 't geloovig Jacobshuis,
die den scheidsmuur heeft verbroken tusschen Abrams nageslacht
en de volkeren der aarde tot hun Silo toegebracht.
Die, o Brutgom! reeds als zoogling u verzegelde in den doop,
't nimmer wankelende rustpunt van der oudren dierste hoop;
die ook ons van uit den doodslaap, die het deel des zondaars is,
ter gemeenschap opgewekt heeft van Zijn heilgeheimenis;
die de dochteren van Juda, voor Zijn voetbank neêrgeknield,
met de vreugd des nieuwen levens overstort heeft en bezield,
op dien dag van heilherinn'ring, toen des achtbren dienaars mond
over dochter beide en moeder God met Isrels heilverbond
in den naam van Jesus uitriep in de vastigheid der hoop,
daar 't ter aard gebukte voorhoofd opgericht werd in den doop;
't is dezelfde, ja diezelfde steeds getrouwe rechterhand,
die ook heden op u rustte by uw heilig echtverband.
Waar de schaar der uitverkoornen, door 't verzoenend bloed gekocht,
God en 't Lam aanbidt en lofzingt voor het heillot, hier volwrocht;
waar dat volk uit alle volken, dat waarachtig Israël,
't nimmer eindigend Hosanna toebrengt aan d' Immanuël ;
waar Hem reeds de palmen schudden met steeds nieuwe hemellust
onze dierbre voorgeganen in huns Heeren eeuwge rust,
(ook ons ingewand, mijn lieve! 't vroeg in hem ontslapen kroost,
o by alle smert des vleesches onuitdrukkelijke troost!)
daar vereent zich thands die moeder, nog ter elfder uur gezocht,
en den weergevonden schapen door den Herder toegebrocht,
met dien Vader, dierbre Bruigom! die Hem diende van der jeugd,
en wiens avondstond verlengd werd tot de dierst begeerde vreugd!
Dáár, zoo 't oog der reeds volmaakten uit die hoogten nederziet
op hetgeen hun, na 't verscheiden, in hun afkomst nog geschiedt;
dáár, zoo 't oog der onvoldraagnen in die diepten blikken mag,
dáár verheugen zich hun zielen in den feestzang van dees dag,
en zy loven d' Eenig Wijzen, die uit éénen Christendoop
zoo veel heerlijkheid deed stralen ook voor d' aardschen levensloop,
[ 422 ]en zy prijzen d' Eeuwig Trouwen, die het kroost van Abraham
wederinent met de volken op hun nooit verworpen stam,
en de maagd van 't Joodsche stamhuis tot den Christenjongling voert,
en in de eeuwge heilverwachting hun gezegend echtheil snoert.
Maar op aarde, — (ja! gy moogt het, o des weemoeds volle Bruid!
stort te midden dezer blijdschap vrij uw hart in tranen uit!)
maar op aarde mist gy heden in dit plechtigst levensuur
die gezaligde, u een moeder door de banden der natuur,
u een dierbre zuster tevens, onzes heildoops deelgenoot,
thands bezitster reeds van 't leven uit den slaap der kalmste dood!
Neen! die Heiland, die ons opzocht, laat ons nimmer weezen staan;
neen! Hy liet niet van uw zijde die beminde henengaan,
eer haar oog den man aanschouwd had, die u heden alles werd,
wat het schepsel kan of mag zijn voor 't naar Jesus uitgaand hert,
meer dan vader, meer dan moeder, of heur nagedachtenis,
meer dan alles wat van teêrheid, wat van liefde denkbaar is!
Gun dan, Bruigom! dat ons 't voorrecht op dees heildag vall te beurt,
dat we in naam als van die moeder, waar ons kinderhart om treurt,
u het pand in handen geven, dat u onverdeeld behoort!
En gy, dochter dezes huizes, dierbre zuster! hoor het woord,
't woord van ouderlijk vermanen, dat de broederlijke mond,
dat het zusterlijke hart u met vrijmoedigheid verkondt!
Hoor het woord der Godsverordning, Jesus heilge liefdewet,
naar des Geestes heilgetuignis onzer harten zielsgebed!
Aan den man, met wien ge u heden voor Gods heilig aangezicht
ingewijd zaagt tot de teêrste, tot de ontzachelijkste plicht,
zijt ge, o zuster! niet uw hand slechts, niet uw trouw slechts en uw min,
maar in Christus, dien gy liefhebt, heel uw aanzijn, wil en zin
tot gehoorzaamheid verschuldigd, ja! tot liefdevolle vrees!
Dit is 't woord der heilgeheimnis, waar u deze dag op wees!
Christus, 't Hoofd van Zijn Gemeente, stelt den man der vrouw ten Hoofd.
En gy wist het, en gy hoort het, en gy hebt het hem beloofd,
en gy zult het ook volbrengen. De eigen Almacht van genâ,
die u Christenmaagd deed worden, make u heden Christengâ!
Wees alzoo in God volzalig met den man, dien Hy u gaf,
all' de dagen uwes voorspoeds, tot en over dood en graf!
God zal zorgen voor uw zielen, voor uw nooddruft, voor uw huis!
Hy zal vrede en heil vermeerdren, Hy zal sterken onder 't kruis!
[ 423 ]Aan uw ega onderworpen, zult ge als Saraas waardig kroost
voor verschrikking nimmer vreezen, maar door 's Geestes kracht en troost
't hart uws echtgenoots verblijden door een heilgen vrouwenmoed,
ondersteunend die u voorgaat, en verkwikkend die u hoedt
En gy Bruigom, die de weerhelft, u van God ten deel bestemd,
met een heilge zielsverrukking aan uw dankbren boezem klemt!
neen! geen aandrang is er noodig voor 't van God geleerd gemoed
tot de plicht, u voorgeschreven; maar ook de uitdruk is ons zoet
van de dierbre heilverwachting, die ons juichend hart vervult!
Broeder! thands in vollen nadruk ook der maagschap! ją, gy zult
't u geschonken pand bewaren met beproefde Christentrouw,
en tot lof en prijs uws Scheppers, die den mensch schiep man en vrouw,
haar beminnen, haar beschermen, haar verzorgen, haar behoen,
haar uit Jesus voorraadschuren als uw eigen lichaam voên,
als uw hulp, uw vreugd, uw weerhelft, als uw eigen vleesch en been
ondersteunen, onderhouden, niet meer twee met haar, maar één,
één van hart en zin van uitzicht, één in levenszorg en lot,
één in 't binnenste uwer zielen, één voor 't aangezicht van God!
Ja! de zegeningen Josephs zijn op zulk een echt beloofd:
zegenregens, uit de wolken, lieflijk druipend op uw hoofd!
Zegenstroomen, van de bergen nederstortend langs uw paán!
Zegenbronnen, die uit d' afgrond, waar ge uw voet zet, opengaan!
Groen, o Brulgom! als aan d' oever van een klaterenden stroom
een met sappig ooft beladen altijd bladerrijke boom!
Blocie uw Bruid gelijk een wijnstok, die de muren overdekt,
en de hoop der gaardenieren door de schoonste ranken wekt!
Groeie vijgstam en olijfplant om uw tafel, om uw huis,
alle wortel, die besproeid wordt met het bloed van Jesus kruis!
Dierbaar echtpaar, dat dien Jesus op gebogen hartekniēn
eeuwge liefde hebt gezworen, eeuwge hulde wenscht te bien!
mochten alzoo onze huizen t' zamen bloeien, Hem ter eer!
Mochten alzoo onze harten t' zamen gloeien voor dien Heer!
Mochten alzoo onze lippen overvloeien van Zijn lof!
Mochten alzoo onze zielen t' zamen rijpen voor dien hof,
waar Hy-zelf, de Boom des levens, 't leven geeft in eeuwigheid,
waar geen traan meer zich zal mengen onder 't heil, ons toebereid!
Broeders! zusters! feestgenooten! aan dees bruiloftsdisch geschaard,
die de stemmen uwer harten met mijn dichtakkoorden paart,
wien de heilboop van dit echtpaar 't liefde mend harte streelt,
[ 424 ]die met hen dezelfde keuze tot een hooger leven deelt!
Ja! voorzeker, gy gedenkt het, door wiens lijden, door wat dood
't geen de pelgrim op dees aard reeds van Gods hemel ooit genoot,
werd verworven, wordt geheiligd, en een bran op nieuw gemaakt
van verkwikking voor die ziele, die van ware heildorst blaakt!
Ja! voorzeker, gy gedenkt het (o! wat denkbeeld is zoo zoet?}
dat die Vader in de heemlen, van Wien afdaalt alle goed,
dat die Heiland, die op aarde vreugdewijn uit water schiep,
tot een andre bruiloftsviering Zijn met bloed gekochten riep!
Ja! tot eeuwge vreugdgenieting, maar door kruis en vaak door ramp!
Tot een eeuwig zegepralen, maar na worsteling en kamp!
Tot een eenwgen bruiloftshoogtijd, maar, vóór d' ingang, tot een wacht,
die wellicht zich uit moet strekken tot in 't donkerste der nacht!
Doch geen nood voor de aangedanen met het vlekloos bruiloftskleed
't woord des Heiligen verklaarde 't: Alle dingen zijn gereed!
En de Geest van uit het binnenst (roepe ons hart Hem immer aan!)
zal met allen, die Hy opriep, tot in 't uiterst medegaan!
O! zoo iemand onder ons nog om die Gave nimmer bad,
o! zoo iemand onbekend is met dien onvergankbren schat,
die bewaard wordt in de beemlen voor de ziel die Jesus. mint,
wiens genieting reeds op aarde voor 't geloovig hart begint,
mocht hy leeren op dees feestdag, mocht hy leeren by dees disch,
dat die vreugd, die voor de wereld zoo dra weggevloten is,
voor Gods kindren in hun strijdperk blijvend pand en teeken werd
der volkomen hoopvervulling van 't ten hemel opziend hert!
Mocht dit uur ook u dit leeren, dochter Isrels, achthre vrouw!
dubbel achtbaar in ons midden door uw weduwlijken rouw,
maar veel meer beklagenswaardig door den afstand nog van 't kruis,
waar de hoop uws zoons op vast staat, en 't behoud van heel zijn huis!
Mocht die Christus, in wien Abram, in wien Moses heeft geloofd,
mocht die Koning, aller Heidnen eeuwig triumfeerend Hoofd,
ook uw Heiland, ook uw Redder, uit en duisternis én pijn,
ook uw Hoop, uw Licht, uw Leven, uw volkomen Rotssteen zijn!
Roep Hem aan, Hy hoort de klaagstem! Bid Hem aan, Hy is nabij!
Geef u over aan Zijn lieflijke, aan Zijn zoete heerschappij!
Blinden hoort Hy, blinden roept Hy, blinden geeft Hy 't zielgezicht
van een zevenvoudig hooger dan 't volheerlijkst zonstraallicht!
Geest des levens, die aan alles kracht en geest geeft door uw aam,
die, waar twee of drie vergaard zijn in diens Heilands dierbren naam,
u aan zielen komt betuigen, waar Zijn vrees en liefde in woont,
[ 425 ]en U Trooster in hun lijden, Oorsprong van hun vreugd betoont!
O verwezenlijk den zegen over Bruidegom en Bruid,
boven alles wat de bidpsalm onzer zwakke lippen uit,
boven alles wat die liefde, waar we uit spreken op dees dag,
zich van hemelzaligheden op deze aard verbeelden mag!
Hef ook 't hart der feestgenooten met het hunne boven 't stof
tot des Gevers, des Verwervers, des Verzeeglers eeuwgen lof,
ons bereidend voor dit Avondmaal der Bruiloft van dat Lam,
dat tot zonde- en vloekwegdraging in de wereld voor ons kwam ;
en, ons sierend met de gaven van dien Bloedzoenbruidegom,
leer ons zuchten met de Kerkbruid : Heere Jesus, kom! ja, kom!

1830.