Naar inhoud springen

Da Costa/Een Pinkstergalm, ontsprong aan de snaren

Uit Wikisource

[ 391 ]

PINKSTERZANGEN
I.

Niemand kan zeggen Jesus den Heere te zijn
dan door den Heiligen Geest
1 Cor. XII: 3.
Een Pinkstergalm, ontsprongen aan de snaren
van d' Isrelliet, die zijn Messias vond!
Eer zij den Geest, die 't alles kwam verklaren,
wat de Oude Schrift van 't Rijk des Heils verkondt!
Eer zij den Geest, door wien wy 't lich ontfingen,
die levend maakt, en levendigen sterkt!
O! dat van Hem Hy-zelve ons leer' te zingen,
die 't heilgeloof in onze harten werkt!
't Is deze Geest, die op de waatren zweefde,
aleer het licht zich afscheidde uit den nacht.[1]
God sprak, Hy blies! en alle schepsel leefde,
dat voor het Woord te voorschijn was gebracht![2]
Dat is de Geest, die op de Apostlen daalde
op 't Pinksterfeest van Sinaïs verbond!
Dat is de Geest, wiens vuurdoop hem bestraalde;[3]
Hy kwam; Hy blies! De Christenkerk bestond!
o wonderdag! o dag der Eerstelingen
van gaven, hier des hemels, niet der aard!
o hoogtijdsdag, waarvan de Zienders zingen,
aan wie de Geest Zijn toekomst heeft verklaard![4]
hoe zaagt gy dus op éénen stond volbrengen,
wat eeuwen lang verlangd werd en voopspeld!
en over 't volk de volle stroomen plengen
der heilfontein, die uit Godsstad welt?[5]
[ 392 ]God heeft Zijn Zoon verheerlijkt, en de Bede
des Voorspraaks aan het arme volk volbracht!
De Koning legt op Zijn Gezanten vrede,
en heerlijkheid, en wetenschap, en kracht!
Zijn zalving is 't ten hemel uitgegoten,
die 't hart vernieuwt, en hart en mond ontsluit;
en ziet! de zaal, nog korts door vrees gesloten,[6]
gaat open, en de Apostelschaar treedt uit!
Thands is het uur der zielenvangst verschenen,
waartoe de Heer de visschers tot Hem riep![7]
De twijfel is uit aller hart verdwenen!
De Geest getuigt, dat hen de Geest herschiep![8]
Die voor het oog der dienstmaagd driemaal beefde,
betuigt het thands met teeknen keer op keer,
dat Jesus, dien zy kruisigden, herleefde,
en leeft en heerscht, Messias, Vorst en Heer!
Wiens Koninkrijk Profeet en Wet verkonden,
Hy, Zone gods, en Davids Zaad te zaam!
in Hem alleen vergevinge der zonden!
De zaligheid is in geen andren naam![9]
Die stem verneemt in allerhande talen,
uit allen oord vergaderd naar de Wet,[10]
heel Israël in Sions tempelzalen!
Jerusalem getuigt het en ontzet!
De duizenden zijn in hun hart verslagen,[11]
en Sion wordt van kinders als benaauwd![12]
God zond Zijn Woord, God doet het vruchten dragen!
Het huis van God wordt zonder hand gebouwd!
Van kracht tot kracht, genade tot genade,
verheerlijkt God de heilboôn, die Hy zendt!
Wat wonderen slaat hier Judéa gade,
Samarië, en des werelds uiterste end!
De kreuple sprint, bezeetnen zijn genezen!
De kranken, wie hun schaduw overzweeft,[13]
herademen! en dooden zijn verrezen! —
De vijand zwicht, en knarsetandend en beeft!
[ 393 ]'t Is vruchteloos, dat tegen hem vergaârde
de Priestersecte, en 't Phariseeuwsche rot,
de menigten, de Machtigen der aarde —
hun woede zelf vervult den raad van God![14]
God doet alom Zijn helden triumferen
Des Heeren woord werpt alle hoogten neer!
Ook zelfs de wolf zal met het Lam verkeeren,[15]
en — Saulus knielt voor Zijn vervolgden Heer!
De Jood valt neêr voor d' aan het kruis Doorstooknen,
en 't Heidendom aanbidt der Joden God!
Heil over U, verslaagnen, hartverbrooknen!
de heerlijkheid der heemlen is uw lot!
Weest blijde, o gy, wier lasten Jesus torschte,
die op u naamt Zijn liefelijken last!
Ja! wordt gedrenkt, gy, voor wie Jesus dorstte![16]
door Zijnen Geest, die op U nederplascht!
De Heilige Geest blaast over alle volken,
opwekkende de dooden uit het stof![17]
De Heilge Geest daalt neder uit de wolken,
doorstroomende den uitgedorden hof!
De Heilge Geest! door adem ons de harten,
uitbrandende 't vergif der zondevrucht!
O Heilge Geest! breng troost voor Sions smarten,
doorklievende, gelijk een duif, de lucht!
Eer zij den Geest, die uitgaat van den Vader!
Eer zij den Geest, gezonden door den Zoon!
Eer zij den Geest, den Liefde- en Levensader!
HEM zij Zijn gaaf ten offer aangeboôn!


  1. Gen. I: 2, 3.
  2. Ps. XXXIII: 6.
  3. Luc. III: 16.
  4. Hand. II: 16 en volg.
  5. Openb. XXII: 1. Zach. XIII: 1. XIV: 8.
  6. Joh. XX: 19, 26.
  7. Matth. IV; 19.
  8. I Joh. V: 6
  9. Hand. IV:12.
  10. Exod. XXIII: 16, 17.
  11. Hand II: 37
  12. Jes. XLIX: 19, 20.
  13. Hand V:15
  14. Ps. II. Hand. IV : 24-30.
  15. Jes. XI.
  16. Joh. XIX: 28.
  17. Ezech. XXXVII: 1—14.