Da Costa/Geestelijke wapenkreet

Uit Wikisource

GEESTELIJKE WAPENKREET.
Niet door kracht, noch door geweld,
maar door mijnen Geest zal het geschieden,
zegt de Heer der heirscharen.
— Zacheria IV : 6.

   Wanneer God opstaat van Zijn troon,
om ’t werk des Hoogmoeds te verstoren,
dan daveren de hemelkoren
   van een gewijden oorlogstoon!
God schaart Zijn krijgsliên om zich henen,
God is Zijn heiligen verschenen,
   gezeten op een etherwolk!
God wil op ’t aardrijk nederdalen,
om ’t recht der Waarheid te verhalen
   op ’t aan Zijn vijand offrend volk!

   De hemel, die dat leger ziet,
ontzet, schoon onbesmet van boosheid!
Maar ’t aardrijk in zijn goddeloosheid
   slaapt dóór, en hoort den krijgsgalm niet.
Gy, gy-alléén in geestverrukking,
Gy ziet te midden der verdrukking,
   o uitverkoren Bruid van God!
den Geest van uit Zijn boezem schieten,
die eens heel de aarde zal doorvlieten,
   en reinigen van ’t lastrend rot!

   Een storm gaat vlammend vooruit,
om Zijne wegen te bereiden!
Bekeer, bekeer u, harde Heiden!
   of val van gramschap Gods ten buit!
Hoogmoedigen, gy wordt verslonden!
Gomorrhaas, in den drooom der zonden
   verrast u de aankomst van Gods kracht!
en, saâmgezworen Waanverlichters!
met Baalsprofeten, Babelstichters,
   verzinkt ge in één verwarringsnacht!

   Ja! ook deze eeuw van helsche trots
zal ’t wraakgerichte Gods getuigen!
Zy zal den ijzren schedel buigen
   voor de opgeheven roede Gods!
Te lang reeds zuchten Zijn getrouwen,
by ’t hemeltergend outerbouwen
   aan d’Oppervorst der duisternis!
Te lang reeds heerschen de onverlaten,
de Jesus bloedverzoening haten,
   en wien Zijn kruis een gruwel is.

   Ach! Christenstaten zagen wy
zich uit des Heilands teugels rukken!
de leer der Waarheid snood verdrukken
   met onweêrhouden razernij!
Leviet en Priester afgevallen,
bemoedigend de duizendtallen
   van ’t Godverlaten Israël,
om op onreine koe-altaren
met Heidenbijgeloof te staren,
   en heil te wachten van de hel!

   De macht des afgronds heeft haar tijd,
maar de eeuwigheid is van den Heere!
Hoe Satan ook door list regeere,
   hy is verpletterd, als hy strijdt.
Hy worde dan tot krijg gedwongen,
de schepter aan zijn vuist ontwrongen,
   hy, van ’t geroofde licht ontbloot,
en ’t geen hy is, dat zal hy blijken,
die voor mijn Heiland moest bezwijken,
   de afzichtbre Koning van den dood.

   Wel aan, geloovigen! ziet rond!
’t Is plicht in Gods geduchte werken
der tijden teeknen op te merken
   waar zich Zijn naadrign door verkondt!
Ziet hier de twijfelaars verstommen,
daar rustverstoorderen by drommen
   in band gehouden en ontzag!
Hier, zondaars, heidnen, tollenaren,
daar, stoute Godverloochenaren,
   ontwaakt voor d’ Evangeliedag.

   De godsdiensthater durft niet meer
zijn gruwelleer zoo stout belijden!
Hy plooit, hy zoekt den strijd te mijden,
   hy wijkt, hy vliedt; of keert hy weêr,
zoo huichelt de onmacht van zijn woede
een vrede, dien zijn hart nooit voedde,
   en neemt een laffe list te baat,
om gif te mengen in Gods woorden,
gericht om in ’t geheim te moorden,
   doch reeds verijdeld in Gods Raad.

   Maar Jesus vrienden scheppen moed!
Zy doen op nieuw de kruisbanieren
met hartbezielend golven zwieren,
   en branden weêr van ijvergloed!
Zy voelen zich door God gezonden,
om ’t aan elkander te verkonden,
   om ’t te verkonden aan ’t heelal!
Ja! Jesus is voor ons gestorven,
Hy geeft ons met Zijn bloed verworven,
   gered van d’ eindeloozen val!

   Europe! schud de kluisters af
van goud- en machtzieke onverlaten!
Breng weêr uw Kerken en uw Staten
   aan Christus opperherderstaf.
Breekt de outers af der vreemde goden,
herboren Evangelieboden!
   En Vorsten, staaft zoo grootsch werk!
Vreest, vreest geen volksverleiders langer,
hoe ook van schrikontwerpen zwanger!
   God maakt op nieuw de Zijnen sterk!

   o Nederland! Gy zult een weêr
het Israël van ’t Westen worden!
God zal uw Kerk met licht omgorden,
   uw Koningen met Davids eer!
Uw Nassaus zullen weder blaken
van ijver voor uw tempeldaken,
   en Sions voedsterheeren zijn,
de wrekers der verdrukte vroomen
op de afgodsdienst van ’t trotsche Romen,
   en ’t slangenbroedsel van Socijn.

   Schud af de stof der droefenis,
getrouwen, die het hoofd laat hangen,
om dat Judéaas maagd gevangen,
   haar tempel uitgeplonderd is!
Die u gevanklijk weg deed voeren,
kan Hy de heidnen niet beroeren.
   En weg doen smelten voor Zijn stem?
Klinkt triumfeerend, heilge galmen
der steeds op nieuw vervulde psalmen!
   DE HEERE BOUWT JERUSALEM!

   Nog eens zal Vorst en onderdaan
de wondren van Zijn arm getuigen!
Nog eenmaal zal zich alles buigen
   voor Holland, onder Jesses vaan!
Nog eenmaal zal het woord der waarheid,
in al zijn kracht, in al zijn klaarheid
   verkondigd worden aan dit volk;
haar bronnat van de predikstoelen
het slik der lasteringen spoelen,
   hier aangeslibd uit ’s afgronds kolk!

   Nog éénmaal, ja! zal Herders stem
ons Neêrlands lammrenwei regeeren,
wy, weêr de Oranjehelden eeren
   als trouwste wachters onder Hem!
’t Land, in de kerken boezem bloeiend,
van melk en honig overvloeiend,
   gesterkt door d’echten hemelwijn,
zal, wederom, als in de dagen
van ’t snood verbeurde welbehagen,
   een wonder op het aardrijk zijn!

      1825.