KUNSTKRONIEK.
Het moderne schilderij.
Vervolg.
Alleen het genie en de boven-middelmatigen kunnen, zonder hulp, zich gemakkelijk hun onbewust gevoel bewust maken. De bewustwording van een gevoel, opgewekt door een lijn of kleur of een combinatie daarvan, is bij alle menschen verschillend en is die bewustwording van een gevoel, opgewekt door ontwikkeling van dat gevoel. Het gevoel is de voorlooper van het bewustzijn.
Vormen de beelden op een schilderij combinaties van lijnen en kleuren, die direct in verhand staan met de gewoonlijk waargenomen vormen en kleuren-combinaties, b.v. een schilderij, waarop een gewone natuurvorm voorkomt, dan zal de bewustwording van den gevoelsindruk dadelijk plaats hebben, niet door de bewustwording der karakteristieke eigenschappen der samenstellende elementen van lijn en kleur, maar door het opgewekte herinneringsbeeld als natuurvorm, vorm van natuurcombinatie. (voorwerp).
Voor den denker, die door zijn denken ziet en denkt door zijn zien, (de kunstenaar) is een beeld, een voorwerp van meer beteekenis dan alleen herinneringsbeeld. Deze zal in elk beeld het karakteristieke trachten te vinden, dat de oorzaak is van juist dezen of genen gevoelsindruk.
Oppervlakkig denkende en oppervlakkig ziende menschen, zullen mogelijk door leiding tot begrijpen kunnen komen, ofschoon er velen zijn, die door de nieuwheid van het onderwerp er maar op los huichelen en zoover daarin doorgaan, dat zij ten slotte meenen er alles van te weten. Het gevolg daarvan is, dat juist in die nieuwe (zoogenaamde) kunst zooveel wordt voortgebracht, dat op den naam kunstvoortbrengsel geen aanspraak kan maken.
Het geestelijke in den mensch domineert nog slechts zelden en het is wellicht daardoor te verklaren, dat de mensch over het algemeen zich dichter bij het overwegend materieele, dan overwegend spiritueele gevoelt.
Wanneer intusschen een geestelijk hoogstaand persoon in zijn met smaak ingericht vertrek naast allerhande voorwerpen, die van dien geest getuigen een z.g. modern abstract kunstwerk plaatst, dan zal dat werk hem ais levend tegenlachen, toebulderen of verzachten, hem het diepe, lage of verhevene kunnen zeggen, toonen en herinneren.
En daarmee zijn we dan juist aan de vraag gekomen, in welk een omgeving zulk werk nu harmonieerend tot zijn recht zal komen.
Misschien zou men deze vraag in détails kunnen ontwijken en antwoorden: dat een goed en echt-doorvoeld kunstwerk overal op zijn plaats is, waar de omgeving echt en doorvoeld is, maar dit antwoord zou velen, hoe juist ook, wellicht onvoldoende voorkomen.
Intusschen bedenke men, dat evenals de oudere kunstvorm, ook de nieuwere, zich in alle toonaarden kan uiten — alleen dus met dit onderscheid, dat de laatste abstraheert door de in de natuurvormen aanwezige afleidingen te vermijden.
De heele kwestie van kiezen tusschen den natuurvorm en den laatst bedoelden kunstvorm is een kwestie van schoonheidsvoorstelling. En dan kan ik mij inderdaad voorstellen, dat bijvoorbeeld het gevoelen van behoeftigheid, medelijden en barmhartigheid, abstract uitgedrukt, beter tot zijn recht komt dan het natuurschilderij, dat wordt geschaad door een of anderen leelijken vorm, waarin dat gevoelen in de natuur wordt opgewekt.
Zeker, om een ideale harmonie te verkrijgen, zouden nieuwe schilderkunst, nieuwe architectuur en nieuwe meubelkunst als een drieëenheid moeten samenwerken. Toch is ook in onze huidige woningen, door het moderne schilderij een groote intimiteit te bereiken, zoolang die woning althans eenigermate aan eischen van licht en ruimte voldoet.
De wand als vlak begeert vulling of breking, en evenals de lijnen aan hun doel moeten beantwoorden, zóó is dit met de kleuren, wier inwerking op menschen psyche en suggestieve kracht experimenteel bewezen is. Begrijpelijk is het dus, dat bij het vormen van een intérieur voor het scheppen van een bepaalde stemmingssfeer, waartoe dan later het schilderij het zijne zal bijdragen, allereerst met den totaal kleurindruk zal dienen te worden rekening gehouden.
En het is wel aardig er in dit verband eens op te wijzen, hoe reeds bij intuïtie de mensch aan deze kleurwerking op het gevoel gehoorzaamde. Een restauranteetzaal bijvoorbeeld, waar men zich zet om te eten en liefst vroolijk gehumeurd, daar zal de toon niet veel beneden rood, zegge wit, geel of rood, moeten zijn, daar, al wat dieper kleurt te veel stemt. En wat zien we? Dat inderdaad de praktijk zich daarbij aanpast; men dekt toch nooit met donkere, maar met witte lakens, witte servetten, licht servies, blank zilver, terwijl het meubilair veelal wit gelakt is met gouden biesjes. En vinden we ook niet, dat de geel- of rood-gekapte tafellampjes, in spiegels weerkaatsend, er de vroolijke gezelligheid verhoogen? Als ander voorbeeld zou het slaapvertrek kunnen dienen, diep van kleur met rondende lijnen te houden voor den volwassen mensch, die daar alleen is om te rusten; licht van kleur in wit of geel of rose daarentegen voor het kind, dat er óók wákend in zijn bedje ligt.
Welbewust en weldoordacht kan men natuurlijk deze kleur-inrichting op ’t gevoel, ook waar ’t andere vertrekken geldt, ter verhooging der intimiteit onzer woning tot zijn recht doen komen. Opmerkelijk was, dat toen ik mij inzake dit onderwerp tot verschillende moderne schilders wendde, meer dan een ook sprak van een „stemmingskamer”, een afzonderlijk vertrek, als de plaats van meditatie en contemplatie, van levensbezinning en samentrekking der in het dag-leven verdeelde levenskracht, de plaats ook waar een levensinzicht zal moeten worden gewonnen en de moreele besluiten voor de toekomst ontstaan.
Natuurlijk dat dit vertrek bedoelt te worden uitgevoerd in geestelijke kleuren, als paars en blauw en juist hier bouwkunst, beeldhouw- en ook meubelkunst, en schilderkunst het schoonste tot hun recht kunnen komen. (Was dit ook niet het vonrm idee der kathedralen met hunne rondende lijnen en beschilderde ramen waardoorheen van hoog het licht getemperd neervalt?)
Meer inwerken — wijl het minder afleidt dan een natuurschilderij — zal in zulk een vertrek een abstract schilderkunstwerk, b.v. gemotiveerd op geestelijke ontwerpen, of symboliek (een hoe prachtvol stilleven: motief augurken, goed geplaatst in een eetkamer, zou hier immers hinderen.)
Ook willen de modernen hun schilderijen voor alles verplaatsbaar en wegneembaar, opdat mein in verband met stemmingen en indrukken, zijn werken wisselen kan, wijl evenzoo als men niet steeds vroolijke, niet steeds droeve muziek wil hooren, men niet immer eenzelfde kunstwerk genieten kan. Zoo zal men ook in een muziekkamer hij wandkleuring en het wisselend plaatsen van schilderijen, zeker rekening houden met de muziek, er het meest naar voren gebracht. En ook daar zal een abstract schilderwerk de voorkeur verdienen, omdat een bepaalde voorstelling storend werken moet op het muzikaal gevoel.
Intusschen kan men op deze wijze slechts voorbeelden noemen en ideeën weergeven, maar gaat het natuurlijk niet aan, regelen te treffen, want het chacun son goût blijft — en gelukkig maar — een oude waarheid.
|