De Génestet/Idealen
Uiterlijk
← Naschrift | De dichtwerken van P.A. de Génestet (1877) door P.A. de Génestet | Uit mijn dagboek → |
Uitgegeven in Amsterdam door Gebroeders Kraay. |
IDEALEN.
aan
W. S., Theol. stud.
Wat gij in uw liefste droomen
Ooit in uw God hebt afgebeên,
’t Kerkje tusschen lindeboomen,
’t Vroolijk landschap om u heen;
Velden, die van welvaart ruischen,
’t Rookwolkje uit de bonte kluizen,
Al de liefde van dat oord:
Op uw avondwandelingen
Kleinen, die zich om u dringen,
Grijsaards, luistrend naar uw woord.
Ooit in uw God hebt afgebeên,
’t Kerkje tusschen lindeboomen,
’t Vroolijk landschap om u heen;
Velden, die van welvaart ruischen,
’t Rookwolkje uit de bonte kluizen,
Al de liefde van dat oord:
Op uw avondwandelingen
Kleinen, die zich om u dringen,
Grijsaards, luistrend naar uw woord.
Laat die toekomst–idealen,
Van Gods zegen overstort,
Steeds uw weg, uw hart bestralen,
Waar het somtijds donker wordt;
Zoo geen vriendlijke aangezichten
Meer ’t gezellig pad verlichten,
Eens met bloemen overspreid, –
Zoudt gij schromen, zoudt gij vrezen? –
Mag de weg niet eenzaam wezen,
Die u naar uw dorpje leidt?
Van Gods zegen overstort,
Steeds uw weg, uw hart bestralen,
Waar het somtijds donker wordt;
Zoo geen vriendlijke aangezichten
Meer ’t gezellig pad verlichten,
Eens met bloemen overspreid, –
Zoudt gij schromen, zoudt gij vrezen? –
Mag de weg niet eenzaam wezen,
Die u naar uw dorpje leidt?
1847.