De Génestet/In ’t bosch
Uiterlijk
← Aan zee | De dichtwerken van P.A. de Génestet (1877) door P.A. de Génestet
VREEMDELINGEN III. In ’t bosch. |
Verliefd → |
Uitgegeven in Amsterdam door Gebroeders Kraay. |
III
IN 'T BOSCH.
De Herfstwind huilt door ’t eikenbosch,
De nacht is vochtig koud;
Nat, bibbrend, schuilende in mijn kraag,
Draaf ik alleen door ’t woud.
De nacht is vochtig koud;
Nat, bibbrend, schuilende in mijn kraag,
Draaf ik alleen door ’t woud.
Mijn spokende gedachten, zie!
Ze draven voor mij uit;
En dragen me – als een veer zoo licht –
Naar ’t huis der verre Bruid.
Ze draven voor mij uit;
En dragen me – als een veer zoo licht –
Naar ’t huis der verre Bruid.
De wachthond blaft! een half dozijn
Lakeien licht mij voor;
[ 406 ]Ik storm de wenteltrappen op
Met kletterende spoor.
Lakeien licht mij voor;
[ 406 ]Ik storm de wenteltrappen op
Met kletterende spoor.
’t Is in de comfortable zaal
Zoo geurig lekker warm;
Daar wacht mij de allerliefste maagd,
Daar vlieg ik in haar arm.
Zoo geurig lekker warm;
Daar wacht mij de allerliefste maagd,
Daar vlieg ik in haar arm.
En door ’t gebladert fluit de wind,
Ha! ha! zegt de eikeboom:
Wat deert u, dolle ruiter! en
Vanwaar die dolle droom?
Ha! ha! zegt de eikeboom:
Wat deert u, dolle ruiter! en
Vanwaar die dolle droom?