De Maatschappij tot nut van den Javaan

Uit Wikisource
Zesde drukEerste druk
Amsterdam: G.L. Funke, 1879.Amsterdam: R.C. Meyer, 1865.
[ Titel ]
 

De Maatschappy tot nut van
den Javaan.

 
[ 151 ]
Aan het bestuur der Haagsche afdeeling van de maatschappy tot nut van den Javaan.
 
Wel-Edele Heeren!

Ik ontving zoo-even Uwe uitnoodiging om bytedragen aan een »fonds voor het Onderwys onder de Javanen,” en ben zoo vry U daarover myn verwondering te betuigen.

Het konde U toch, naar ik meen te mogen veronderstellen, bekend zyn dat ik aan het welzyn der inlandsche bevolking van Nederlandsch-Indie heb ten-offer gebracht wat een mensch offeren kan, en derhalve iets meer dan de velen die met het oog op pensioensreglement of arrondisseering van fortuin, de misbruiken op Java rustig aanzagen — zoo niet erger! — tot op den dag dat het bestryden daarvan zou kunnen plaats hebben zonder gevaar, of zelfs met voordeel.

Ik meen het dus zonderling te mogen vinden, aangesproken te worden om hulp, namens de door U vertegenwoordigde Maatschappy, die naar myn innige overtuiging, door de oogen des volks afteleiden van de ware oorzaken der kwaal, het hare bydraagt om die kwaal te bestendigen en ongeneeslyk te maken.

[ 152 ]Wie inderdaad prys stelt op beschaving, tracht haar niet bespottelyk te maken door het uitreiken van geïllustreerde schoolboeken, printjes en hand-atlassen aan de slachtoffers van stelselmatige knevelary, mishandeling en moord.

Met nog eenige andere elementen — valsch liberalisme (vry-arbeidschwindel) »baarsheid”, kleinstädterei, »geloof”, geldzucht, e.d. — is de maatschappy tot Nut, enz., onbewust een der werktuigen in de hand van het booze, en als zoodanig een domme, wreede satyre op de Havelaarszaak, waarin de kanker die Indie opvreet, met den vinger is aangewezen.

Onbewust? Ik geloof het!

Maar niet geloof ik dat die onkunde als verschooning gelden mag, sedert ik ieder die lezen kan in de gelegenheid stelde minder onnoozel te wezen.

Zeer gaarne wil ik naar myn zeer beperkt vermogen iets bydragen, zoodra er gelden worden gezameld voor een fonds om lezen te leeren aan het Nederlandsche Volk.

Het doet my intusschen zeer leed te moeten ontwaren dat achtenswaardige personen, als waarvoor ik de onderteekenaars der my geworden circulaire houde, zich hebben laten verlokken, ten-behoeve van Droogstoppels bezwaard gemoed de rol van Tetzel te spelen.

Met de meeste onderscheiding heb ik de eer te zijn:

UWEd. Dw. Dienaar,

Douwes Dekker.

’s Hage, 5 October 1869.