De Stijl/Jaargang 3/Nummer 7/Natuurlijke en abstracte realiteit

Uit Wikisource
‘Natuurlijke en abstracte realiteit. 7e Tooneel. — Atelier van Z. (vervolg)’ door Piet Mondriaan
Afkomstig uit De Stijl, jrg. 3, nr. 7 (mei 1920), p. 58-60. Publiek domein.

[ 58 ]NATUURLIJKE EN ABSTRACTE REALITEIT.

DOOR PIET MONDRIAAN.

Trialoog. — Y. Leek. — X. Naturalistisch schilder. — Z. Abstract-realistisch schilder.

7e Tooneel. — Atelier van Z. (vervolg).

X. Mij bevredigt deze „Neo-Cubistische” decoratie niet, ik moet ’t U eerlijk bekennen, hoewel ik die kleuren hier bijvoorbeeld toch wel mooi vind.
Z. Neo-Cubistisch dat is niet kwaad gezegd, want de Nieuwe Beelding is een consequentie van het Cubisme; het is geen ongeschikte naam: de menschen kennen het Cubisme reeds beter dan de Nieuwe Beelding, dus geeft Neo-Cubistisch hun de richting aan in welke zij moeten zoeken!
Y. Misschien sta ik, juist als leek, meer open voor het Neo-Cubisme. Een kunstenaar heeft natuurlijk een geprononceerde eigen opvatting. Mij bevredigt dit wèl! U zeide dat het vertrek reeds eenigszins door den bouw medewerkte tot Uwe kleurbeelding?
Z. Eenigszins, ja. De souspend, de in het vertrek gebouwde schoorsteen en kast geven reeds eenige indeeling van binnenruimte en vlak. Bouwkunstig vlak-indeelen doen het groote bovenlicht in de zoldering, het atelierraam met zijn onderverdeeling in vakken en deze weder in kleine ruiten in den voorwand, de deur en souspend in den achterwand, de schoorsteen en het raam in den eenen, de groote kast in den anderen zijwand. Uit deze constructieve indeeling volgde hier de schilderkunstige indeeling der wanden, de plaatsing der meubelen en gereedschappen enz.
Y. Ik zie dat alles meewerkt om indeeling te maken: zoo de nu terzijde geschoven ivoorkleurige gordijnen.
Z. Zij vormen een rechthoekig vlak dat de muur naast het raam indeelt. Om deze indeeling voort te zetten bracht ik dat roode, grijze en witte vlak op den wand aan. Ook de witte plank met de grijze doos en witte cylindervormige pot deelt in.
Y. De pot doet ook als een rechthoekig vlak!
Z. De grijze gereedschapskast in den hoek beteekent ook iets.
Y. Ook het oranje-roode verfkastje onder het gordijn ....
Z. Tegen het witte en grijze vlak, daarachter.
Y. Daartegen doet de ivoorkleurige stoel goed.
Z. Zie daarnaast de grijswitte werktafel, met de koelwitte pot er op aan den eenen en de lichtroode doos aan den anderen kant tegen de zwarte en witte vlakken op den muur onder het raam. Zie naast de werktafel de bank met de zwarte vacht tegen het groote donkerroode vlak op den muur, naast het raam.
Y. Tegen de zwarte bank doet de gele tabouret die er voor staat zeer goed.
Z. Zoo zouden we het atelier kunnen doorgaan, maar ik wijs er nog eens op: het is nog geen eenheid.
Y. Als ook de werkwand in kleuren was behandeld, zouden die U dan niet hinderen?
Z. De schildersezel staat juist voor de groote, in het atelier vooruitspringende kast. Deze zou in dit atelier in een neutrale kleur, grijs bijvoorbeeld, geschilderd moeten worden en zoo zou de kwestie hier opgelost zijn .... de kwestie was nog beter op te lossen door [ 59 ]geen losse schilderijen meer te maken! Als zij die daarvoor voelen hun vertrekken volgens de Nieuwe Beelding lieten inrichten, zou ook het schilderij der Nieuwe Beelding geleidelijk kunnen vervallen. Zoo „rondom” ons is de Nieuwe Beelding nòg meer reëel levend. In uitvoering is ’t beide even moeilijk: een schilderij te maken of een vertrek. Het is niet voldoende een rood, een blauw, een geel, een grijs enz. naast elkaar te zetten, want dit is nog maar decoratief, het moet het juiste rood, blauw, geel, grijs enz. zijn. Juist op zich zelf en juist ten op zichte van elkaar. Alles hangt van het hoe af — hoe de plaatsing, hoe de grootte, hoe de kleur is. En deze kleurenwerking is afhankelijk van de constructie van het vertrek; zoo bepaalt de lichtverspreiding ook de kleur.
Y. Onze vertrekken zijn over ’t algemeen veel te donker!
Z. Ja .... passend bij een donkeren tijd. Maar het donkere releveert de behoefte naar licht; door het donkere dat ons omringt verdwijnt het donkere in ons: het licht in ons ontwikkelt zich er door. Licht moet komen en klaarheid, ook in onze vertrekken, en daarmede de kleur!
Y. Zou het schilderij werkelijk langzamerhand kunnen vervallen?
Z. Het abstract realistisch „schilderij” zal kunnen vervallen zoodra we de schoonheid ervan tot dezelfde uitdrukking rondom ons door kleurindeeling van het vertrek kunnen brengen.
X. Het naturalistisch schilderij hebben we toch nooit kunnen missen!
Z. Omdat dit heel onderscheiden van het abstract-realistisch schilderij is. Hoewel stemming, natuurlijke harmonie, enz. in onze vertrekken en hetgeen er in is, gebeeld kan worden, kan alle individueel gevoel juist in het schilderij-op-de-wijze-der-natuur tot ’n bizondere uitdrukking gebracht worden. Daàrom kan de oude tijd het niet missen. Daarentegen: zuivere, aesthetische beelding van het universeele in bepaaldheid, exacte beelding van verhouding door lijn en kleur enkel, deze, vèr van het schilderij-op-de-wijze-der natuur, voert het abstract-realistisch schilderij steeds meer van alle „schilderij” af.
Y. Maar is in een vertrek dezelfde uitdrukking te beelden als in een schilderij? We zien bijvoorbeeld een schilderij in zijn geheel ineens, een vertrek niet.
Z. Ook het vertrek zien we betrekkelijk in zijn geheel ineens. Herinner U: innerlijk zien we anders dan louter visueel. We doorloopen visueel het vertrek en vormen daarna, innerlijk, eèn beeld .... zoò zien we alle vlakken als eèn vlak. Maar bovendien: is het zoo gewenscht de beelding als een geheel te zien? Blijft het schilderij nog niet te veel „een ding” en is niet juist de drie-dimensionale eenheid der muurvlakken een middel om ons meer-dimensionaal, d. i. dieper, innerlijk te verplaatsen? — Ik vind dat het individueele dat elke beelding aankleeft juist in het vertrek meer opgeheven kan worden.
X. Maar een vertrek omgeeft ons aldoor: is het wel gewenscht voortdurend in een emotioneerende schoonheid te leven?
Z. Het is met het vertrek-op-de-wijze-der-Nieuwe Beelding nog veeleer als met het schilderij-op-de-wijze-der-Nieuwe Beelding: men kan het aldoor zien. Het schilderij-op-de-wijze-der-natuur is domineerend individueel en kan ons dus niet aldoor bevredigen. Een schoonheidsontroering min of meer overheerschend individueel is tijdelijk. Alleen zuivere beelding van het universeele kan ons aldoor bevredigen.
Y. Zuivere beelding van het universeele ... ja dit houdt ook het verinnerlijkte individueele in. [ 60 ]
Z. Ja, want het houdt alles in. Zuivere Beelding van het universeele is evenwichtig, dus gelijkwaardige tweeheid van het verinnerlijkte individueele en het tot bepaaldheid gestelde universeele.
Als tegenstelling met domineerend individueele, met de natuurlijke beelding kunnen we van de Nieuwe Beelding, in ’t groot aanduidend, evenwel spreken als van beelding van het universeele. De Nieuwe Beelding dan, waarin het individueele en universeele gelijkwaardig elkander tegenover, dus in rust, staan, kan ons voortdurend omringen. Bovendien is de Nieuwe Beelding zòo veelzijdig dat alle vertrekken naar hun bizondere eisch gemaakt kunnen worden. Door verhouding en compositie der kleurvlakken, door mindere of meerdere kleur, door gehalte van kleur, enz., is de gewenschte harmonie tusschen vertrek en de bestemming ervan te bereiken.
Y. In zulke vertrekken behooren dan ook andere menschen!
Z. Andere menschen zullen eenmaal zulke vertrekken eischen! Ja, van de menschen hangt alles af .... maar ze blijven niet altoos zóo als ze nu over ’t algemeen zijn: van materieel-reëel wordt het leven abstract-reëel!

(Wordt vervolgd).

Overige vindplaatsen[bewerken]

  • Ad Petersen (red.; 1968) De Stijl [deel] 1. 1917_1920. Complete Reprint 1968, Amsterdam: Athenaeum, Den Haag: Bert Bakker, Amsterdam: Polak & Van Gennep, p. 558-560.