Economisch programma van Mechelen/Deel 1

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

terug naar de eerste pagina / verder naar DEEL 2. UITBEIDING VAN DE AUTONOMIE


1. MILIEUVRIENDELIJKE ECONOMIE

Productpolitiek[bewerken]

Resolutie 022

De volledige kosten van een product worden niet of onvolledig via de markt aangerekend. Daarom moet er een productpolitiek gevoerd worden die de productie en consumptie van producten met hoge verborgen kosten afremt ten voordele van producten die voldoen aan criteria als : weinig vervuilend, zuinig met energie, lange levensduur, repareerbaar, recycleerbaar, onschadelijk voor de gezondheid.

Resolutie 023

Een aantal schadelijke en overbodige producten moeten verboden worden (bv. bepaalde verpakkingen). De overheid kan ook strikte normen hanteren wanneer goede alternatieven voorhanden zijn voor producten met hoge verborgen kosten, bijvoorbeeld door wegwerpverpakking nagenoeg totaal te verbieden en verpakking mat statiegeld verplichtend te stellen. Nochtans kan slechts in een beperkt aantal gevallen een dwingende keuze opgelegd worden. Daarom wordt ook een aanvang gemaakt met een systeem van gedifferentieerde tarieven voor verbruiksbelastingen naarmate een product beter aan de gestelde criteria voldoet.

Resolutie 024

Een bewustere keuze van de consument is eveneens essentieel. Daartoe wordt de reclame ingeperkt en worden onafhankelijke productinformatie en garantie uitgebreid. Aan de consumentenverenigingen worden zoveel mogelijk kansen geboden om tot een kritische en sterke beweging uit te groeien, die door middel van onafhankelijke productinformatie de reclame kan vervangen, ook wat betreft het lanceren van nieuwe producten.

Resolutie 025

Ten aanzien van de producenten moeten kwaliteitsvoorschriften in de exploitatievergunning van de bedrijven ingeschreven worden. Het corrigeren van kwaliteitsfouten wordt verplicht en er komt een onafhankelijke instelling waar kwaliteitsdefecten kunnen gemeld worden. Op langere termijn kan een evolutie naar zelfbeheer bijdragen tot een breder kwaliteitsbesef binnen de productiestructuur.

Resolutie 026

De inherente onveiligheid van heel wat productieprocessen moet bij de wortel aangepakt worden. Zorgvuldige analyses moeten uitmaken of bepaalde procédés die potentieel gevaarlijk kunnen zijn voor het milieu of voor de mensen die in de omgeving wonen of er werken niet volledig verboden moeten worden en vervangen door veiliger procédés. Wanneer geen veilig alternatief te vinden is, moet overgegaan worden tot een volledig verbod.

Resolutie 027

Ook de zware industrie moet als grote energieverslinder Beperkt worden tot het noodzakelijke. Voor wat staal en metallurgie betreft, kan dit door het stopzetten van overbodig gebruik, in hoogbouw bijvoorbeeld, en door in de verwerkende nijverheid producten af te leveren met een langere levensduur. De chemische industrie moet rekening houden met een verminderende afzet van meststoffen, pesticiden, plastic-verpakkingen, asfalt en dergelijke. Voor de toekomst moet zij gericht worden op

  • milieuvriendelijke technologie voor wasmiddelen, verfproducten, inkten, fotoprducten, geneesmiddelen, enz.;
  • de recyclagemogelijkheden van polymeren (kunststoffen, plastics).


Wetenschap en technologie[bewerken]

Resolutie 028

Wetenschappelijke en technische vooruitgang mogen nie't afgewezen worden, voor zover ze reëel tot het welzijn kunnen bijdragen. Daarom moet onderzoek gestimuleerd worden. Wij stellen ons wel veel vragen rond de zogenaamde waardevrijheid van de wetenschap, die vaak slechts een dekmantel is voor het dienen van de gevestigde belangen en het propageren, van de economische groeigolf. Wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkelingen moeten geheroriënteerd worden vanuit de echte noden en behoeften van de samenleving, daar waar ze nu vaak vertrekken vanuit militaire en industriële belangen.

Resolutie 029

Verschillende belangengroepen in de samenleving (consumenten, vakbonden, milieuverenigingen,…) moeten meer greep krijgen op de verdeling van gelden voor toegepast wetenschappelijk onderzoek.

Resolutie 030

Aan de universiteiten moet een brede basisopleiding gegeven worden die wetenschappers gevoelig maakt Voor de maatschappelijke gevolgen van hun werk.

Resolutie 031

Het toegepast onderzoek van de overheidsinstellingen en de steun aan het onderzoek in de privé-sector moeten gericht worden op maatschappelijke behoeften die onvoldoende aan bod komen zoals milieu- en grondstofvriendelijke technieken, kleinschalige technologie, kringlooplandbouw, emanciperend sociaal onderzoek. De financiële middelen moeten ervoor ter beschikking worden gesteld. Wetenschappelijk onderzoek voor militaire doeleinden is een belangrijke motor en hulpmiddel in de bewapeningswedloop, bedreigt dus ons leven en gaat ten koste van civiele doeleinden en echte behoeften. Dit soort onderzoek dient dan ook verboden te worden (zowel in privé- als overheidsinstellingen).

Resolutie 032

Alle betrokkenen en in het bijzonder de arbeiders in het bedrijf moeten mee kunnen beslissen over invoering en organisatie van nieuwe technologieën. Het bestaande 'technologie-akkoord' is op dit vlak totaal onvoldoende. Onze voorkeur gaat uit naar een aanpak op Europese schaal.


Ruimtelijke ordening[bewerken]

Resolutie 033

Ruimte en grond is niet onbeperkt aanwezig. In een dicht bevolkte streek als Vlaanderen betekent dit dat we nog zorgvuldiger met onze ruimte moeten omspringen, het ruimtegebruik plannen, vastleggen, aan banden leggen. Voor eigendomsrecht en gebruiksrecht houdt dit in dat men tegenover de gemeenschap een verantwoordelijkheid heeft omtrent een zinvol gebruik, een degelijk onderhoud en instandhouding, een inpassing in de omgeving. Dit element van het eigendoms- en gebruiksrecht moet wettelijk worden vastgelegd als correctie op de huidige eenzijdige visie op het eigendomsrecht, die verkrotting, speculatie en omgevingshinder toelaat en in de hand werkt. De aangepaste wetgeving moet de gemeenschap alle mogelijkheden geven om op te treden tegen verkrotting, leegstand en alle andere misbruiken van eigendoms- en gebruiksrecht.

Resolutie 034

In de ruimtelijke ordening mogen wonen, werken, winkelen en recreatie niet verder uit elkaar getrokken worden. De verschillende levensfuncties horen organisch bij elkaar. Ze teveel opsplitsen werkt de vervreemding van de mens t.o.v. zijn leefwereld in de hand. Een planning om deze terug bij elkaar te brengen, zal veel economisch voordeel opleveren:

  • door minder verkeersbehoefte, minder verplaatsingskosten;
  • door herstel of behoud van een rustige, schone leefomgeving.

De bestaande instellingen voor ruimtelijke ordening moeten verder ontwikkeld en toegepast worden. Maatregelen tot uitholling ervan worden krachtig bestreden.

Resolutie 035

Onze leefomgeving moet worden beschermd tegen verdere verstedelijking. Daarom moet verdere uitbreiding van woon- en industriegebieden en autowegeninfrastructuur volledig worden stopgezet en de bestaande waar noodzakelijk worden ingeperkt. Er moet wettelijk worden geregeld dat deze operatie geen aanleiding kan geven tot het uitbetalen van planschade. Ook de open ruimten (landbouw, natuurgebieden, enz.) zijn aan herwaardering toe om de schade aangebracht door de verstedelijkingsdruk weg te werken en deze gebieden opnieuw in hun oorspronkelijke staat en functies te herstellen. De stadsvernieuwing, die de stad in zijn geheel weer leefbaar maakt als leef- en recreatiegebied, samen met een aangepast verkeersbeleid, moeten worden ingepast in deze politiek van ruimtelijke ordening.


Stadsvernieuwing[bewerken]

Resolutie 036

Ons woningbestand is er slecht aan toe. Vooral in de binnenstedelijke kernen en de omliggende verkommerde volksbuurten verkrotten steeds meer woningen. Deze gebieden moeten dringend als woongebieden worden geherwaardeerd.

Resolutie 037

Verdergaande verkrotting wordt een halt toegeroepen door belasting- en subsidiemaatregelen en door een beperking van het eigendomsrecht op leegstaande en verkrottende panden (bv. onder bepaalde voorwaarden kraakrecht voor het OCMW).

Resolutie 038

De stadsvernieuwing moet zich prioritair richten op de minderbegoeden die de te vernieuwen volksbuurten bewonen. De gebieden die niet uit zichzelf tot een vernieuwingsproces kunnen komen, moeten worden afgebakend. Voor deze gebieden verleent het gewest in ruime mate subsidies aan gedemocratiseerde sociale huisvestingsmaatschappijen, OCMW's en gemeenten die er invulbouw of vernieuwbouwprojecten uitvoeren. Hierbij wordt als voorwaarde gesteld dat deze woningen aan lage huurprijzen (in functie van het inkomen) ter beschikking gesteld worden van de oorspronkelijke inwoners en dat de bewoners medebeslissingsrecht over de projecten verkrijgen. Buiten deze gebieden stimuleert de overheid de stadsvernieuwing met aanvullende maatregelen, zoals maatregelen tegen verkrotting en leegstand, beperkte verbeteringspremies en een verbetering van voorzieningen en van het openbaar domein.

Resolutie 039

Vervangings- en vernieuwbouw door privé-personen kan worden gestimuleerd met een premiestelsel, echter enkel voor lage en modale inkomensgroepen en mits de premiehoogte gekoppeld wordt aan het inkomen. Hogere inkomensgroepen mogen in geen geval beroep kunnen doen op stadsvernieuwingsgeld. Dan zijn deze gelden te beperkt ten opzichte van de huisvestingproblemen waarmee grote bevolkingsgroepen geconfronteerd worden.

Resolutie 040

Stadsvernieuwing moet gepaard gaan met een algemene herwaardering van de stad als woongebied (bv. groenvoorziening, langzaam verkeer, speelruimte, recreatiegebied…)


Verkeer en vervoer[bewerken]

Resolutie 041

De sterke toename van het binnenlands vervoer van personen en goederen sinds 1950 die samenhangt met de explosieve groei van de industriële productie en met het ruimtelijk wanbeleid is bijna volledig naar het autoverkeer gegaan. Dit brengt onaanvaardbare verborgen kosten mee. Het verkeersbeleid mag er zich niette beperken het bestaande verkeersvolume te organiseren maar moet er verder in de eerste plaats op gericht zijn de vervoerbehoeften te verminderen. Voor de overblijvende verplaatsingen moet liet autogebruik afgeremd worden ten voordele van vervoersmiddelen met lagere totale kosten, waarbij vooral de kleinschalige verplaatsingsmiddelen en het openbaar vervoer krachtig gesteund zullen worden.

Resolutie 042

Onze aandacht gaat in de eerste plaats uit naar fietsers en voetgangers, die de meest kwetsbare verkeersdeelnemers zijn, en overal opgeofferd worden aan het autoverkeer. Hen moeten zoveel mogelijk faciliteiten en veiligheid geboden worden. Straatinrichting moet op maat van fietsers en voetgangers gesneden zijn. Daartoe moet er o.m. een tienjarenplan voor langzaam verkeer komen.

Resolutie 043

Het openbaar vervoer moet absolute voorrang krijgen t.o.v. het autoverkeer, ondermeer door:

  • gelden voorzien voor wegenaanleg en metro-prestigeprojecten te investeren in een snel en comfortabel, fijnmazig bovengronds openbaar vervoernet;
  • een forse tariefverlaging als eerste stap naar een gratis, degelijk openbaar vervoer, het invoeren van een gezinstarief, een integratie van verschillende tariefstelsels, opvoeren van de dienstverlening;
  • een bestuurlijke reorganisatie van instanties en maatschappijen verantwoordelijk voor openbaar vervoer, met aandacht voor inspraak van de gebruiker.

Resolutie 044

De auto als privé-vervoermiddel moet selectiever en met een hogere bezettingsgraad gebruikt worden. Hierbij dient rekening gehouden te worden met beroeps- en gezinsomstandigheden en moet het kostendelend reizen worden aangemoedigd. De aanleg van autowegen wordt volledig stopgezet. Er worden alleen kredieten voorzien voor het onderhoud van bestaande wegen, en voor afbraak van nutteloos geworden kunstwerken.

Resolutie 045

Luchtvaart is bijzonder energieverslindend en daarom alleen verantwoord als het echt niet anders kan. En aangezien de mensen van de toekomst veel meer vrije tijd hebben, kan het veel beter met de trein of per schip, zeker voor afstanden tot 1000 km. Daarom moet de luchthaven van Zaventem niet uitgebreid worden. Daarom kunnen alle regionale luchthavens nuttiger dienst doen als parkgebied.


Landbouw[bewerken]

Resolutie 046

Het landbouwbeleid in de Europese Gemeenschap mag niet langer schaalvergroting en specialisatie bevorderen. Op sociaal-economisch vlak moeten de belangrijkste doelstellingen zijn:

  • het inkomen van de kleine landbouwers verbeteren;
  • de tewerkstelling in de landbouw vrijwaren;
  • de bedrijfszekerheid verbeteren (gebruiksrecht van de gronden moet primeren op het eigendomsrecht);
  • zware intrestlasten moeten verminderen;
  • landbouwers moeten ook milieuwerkers zijn en in die zin worden opgeleid;
  • systematische afbouw van de economische machtsconcentratie en belangenverstrengeling, totstandgekomen door de onderlinge bindingen tussen financiële instellingen, nijverheid, universitaire en corporatistische beroepsorganisaties:'
  • de kwaliteit van de producten verbeteren;
  • de kwantiteit van de productie beter afstellen (verlagen dus) op het niveau van de vraag.

Op ecologisch vlak moet de zware belasting van het milieu met chemicaliën en drijfmest aangepakt worden en moet voedsel van betere kwaliteit (geen hormonen, geen pesticidenresidu's) geproduceerd worden. Het beslag dat gelegd wordt op gronden in de derde wereld voor onze veevoeding moet dringend volledig ongedaan gemaakt worden.

Resolutie 047

Ecologische landbouwmethoden kunnen de klassieke landbouw op korte termijn niet volledig vervangen. Belangrijke elementen in het beleid ten aanzien van de klassieke landbouw zijn:

  • een contingentering waarbij de productie van overschotten stopgezet wordt, kan de producenten een betere prijs garanderen zonder prijsverhoging voor de consument; daarbij moeten de productierechten herverdeeld worden ten voordele van de kleine bedrijven;
  • gemengde bedrijven i.p.v. hypergespecialiseerde worden extra financieel gesteund;
  • er moeten voldoende kredieten komen om onafhankelijk onderzoek en voorlichting te garanderen;
  • geleidelijke integratie van ecologische technieken in de klassieke landbouw wordt nagestreefd.

Resolutie 048'

De inhumane kweek- en legbatterijen, die ten koste van veel dierenleed een minderwaardig product afleveren, worden zonder meer radicaal verboden.

Resolutie 049

De ecologische landbouw wordt als een volwaardig alternatief beschouwd. Onderzoek en voorlichting specifiek op de ecologische landbouw gericht worden uitgebouwd. Er komt een omschakelingspremie voor bedrijven die van klassieke op ecologische landbouw willen overschakelen.

Resolutie 050

Kleinschalige samenwerkingsverbanden tussen boeren (boerenmarkten, coöperaties) en verwerking en verkoop van producten op de hoeve krijgen een gunstig wettelijk statuut. Dit geldt ook voor het multifunctioneel gebruik van het landbouwgebied in het kader van plattelands recreatie met o.m. het hoevetoerisme.

Resolutie 051

Ons hoog energieverbruik leidt tot een onaanvaarde verspilling van grondstoffen, vervuilt het milieu en brengt internationale spanningen mee. Het energiebeleid moet er daarom op gericht zijn:

  • het verbruik te verminderen door besparing en rendementsverbetering;
  • de milieuvervuiling gekoppeld aan het energieverbruik drastisch te beperken;
  • in de mate van het mogelijke op Europees, nationaal en lokaal vlak in de eigen energiebehoeften te voorzien.

Resolutie 052

Er wordt onmiddellijk een programma opgezet om de gewenste daling van het energieverbruik te realiseren. Concreet streefdoel hierbij is het verbruik in België tegen het jaar 2000 stap voor stap te verminderen met 25 % t.o.v. 1985. Er worden specifieke maatregelen genomen t.a.v. de verschillende verbruikssectoren. Deze omvatten o.m. :

  • prijsverhoging van energiegrondstoffen;
  • invoering van progressieve tarief schalen voor gas en elektriciteit;
  • subsidiëring van sommige energiebesparende alternatieven (bv. isolatie van gezinnen met lage inkomens, installatie van zachte energievormen) ;
  • dwingende normen (isolatie in nieuwe en vernieuwde woningen, verbod op sommige verpakkingen, maximum verbruik voor bepaalde toestellen,...) ;
  • informatie en bewustmaking;
  • reorganisatie van de energiesector;
  • verbod op publiciteit voor elektriciteitsverbruik.

Resolutie 053

De productie van de Kempense mijnen moet behouden blijven op het huidige niveau. Er worden maatregelen genomen om de uitstoot van zwaveldioxyde (zure regen) bij verbranding van steenkool te beperken. De ontwikkeling van wervelbedcentrales wordt een belangrijke prioriteit. Kernenergie wordt op zo kort mogelijke termijn afgebouwd. De ontwikkeling van zachte energiebronnen (zon, wind, biomassa) wordt krachtig gestimuleerd. Het verbruik van aardolie, en in mindere mate van aardgas, wordt sterk verminderd.

Resolutie 054

De gemeenschap moet controle en zeggingschap verwerven over de elektriciteitssector. De centralisatie van de elektriciteitsproductie in grote kerncentrales wordt stopgezet. De investeringen gaan in de eerste plaats naar gedecentraliseerde productie-eenheden als stadsverwarmingsinstallaties en industriële warmtekrachtgekoppelde centrales op steenkool met hoog rendement.


Afbouw van de wapenindustrie[bewerken]

Resolutie 055

De wapenindustrie bedreigt niet allen ons leven en onze veiligheid. Ze betekent ook een enorme verspilling van middelen. Een actieve vredespolitiek kan dan ook de wapenproductie niet ongemoeid laten. Deze vredespolitiek kan en mag zich niet beperken tot het nationale vlak. België moet op het internationale vlak initiatieven ontwikkelen en deze in die zin “ontplooien”.

Resolutie 056

Wettelijke maatregelen moeten in de eerste plaats de uitvoer van militair materieel naar de derde wereldlanden en onderdrukkingsregimes onmogelijk maken.

Resolutie 057

De eigen uitgaven voor defensie moeten teruggeschroefd Worden. Voor aankopen in het buitenland Mogen in geen geval compensaties in de wapenindustrie bedongen worden. Geen enkele subsidie wordt verleend voor onderzoek naar nieuwe wapens.

Resolutie 058

Het verlies aan arbeidsplaatsen in de wapenindustrie moet zoveel mogelijk opgevangen worden met reconversieplannen en –premies die een omschakeling mogelijk maken op producten die aan werkelijke behoeften voldoen.


Vergiftiging van lucht en bodem[bewerken]

Resolutie 059

Op enkele lichtpunten na schiet het Belgisch milieubeleid ruimschoots tekort. Teveel wordt overgelaten aan het gemeentelijk initiatief zonder coördinatie op nationaal en regionaal vlak. De uitgangspunten van een vernieuwd milieubeleid zijn:

  • maximale beperking van de vervuiling bij de bron;
  • opstellen van kwaliteitsnormen voor lucht, water, bodem en regelmatig bijschaven van het beleid indien bepaalde normen niet zouden bereikt worden;
  • efficiënte middelen hanteren (heffingen i.f.v. reële vervuiling, afdoende controle en sanctionering)
  • het spreekt vanzelf dat de vervuiler altijd en overal zal moeten betalen en met de vervuiling moet stoppen.

Resolutie 060

Vervuiling van grond- en oppervlaktewater moet aangepakt worden. Industriële afvalwaters moeten door de bedrijyen zelf gezuiverd worden.

Resolutie 061

Luchtvervuiling wordt beperkt door het verminderen van alle luchtvervuiling vooral van de zwavelemissie van verwarmings- en andere verbrandingsinstallaties en door de snelle invoering van loodvrije benzine, katalysatoren, filters en strengere snelheidsbeperkingen voor het autoverkeer. Heffingen en strengere normen moeten de industriële vervuiling beperken.

Resolutie 062

Recyclage van huishoudelijk afval, aanpak van het mestprobleem in de landbouw en verplichte verwerking van industrieel afval binnen de industriële cyclus beperken de bodemvervuiling. Giftig afval moet in afwachting van verdere verwerking op fabrieksterreinen opgeslagen blijven en mag in geen geval gestort worden


verder naar DEEL 2. UITBEIDING VAN DE AUTONOMIE