Economisch programma van Mechelen/Deel 2

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

terug naar de eerste pagina / verder naar DEEL 3. HERVERDELEN


2. UITBREIDING VAN DE AUTONOMIE

Resolutie 063

Dit tweede deel gaat erover spreek- en beslissingsrecht terug te bezorgen aan de mensen over dingen die rondom en met hen gebeuren. We noemen dit uitbreiding van de autonomie, maar we hadden ook over "self-reliance" , integrale democratie, zelfbeheer, enzovoort kunnen spreken. De mens wordt onafhankelijker en vrijer naarmate de productie waarvan hij/zij afhangt om in zijn/haar behoeften te voorzien op een kleinere schaal en dichterbij kan gebeuren. Productie op een kleine schaal kan economisch soms ook i onrendabel zijn. Sommige dingen zijn ook niet kleinschalig te produceren. Daarom is het best hier te spreken van gerichtschaligheid. We zien 3 wegen waarlangs dit kan verwezenlijkt worden:

  • de mogelijkheden tot informele zelfvoorziening scheppen en vergroten;
  • grootschalige eenheden waar mogelijk decentraliseren;
  • aan de betrokkenen op alle niveaus maximaal beslissingsrecht geven.


Informele zelfvoorziening[bewerken]

Resolutie 064

In de mate waarin de mensen zelf, alleen of samen met omwonenden dingen kunnen klaren, hebben ze vat op hun situatie, zijn ze minder afhankelijk van anonieme anderen. We spreken van zelfvoorziening wanneer de goederen en diensten niet van buitenaf betrokken worden (markt of staat) maar ofwel zelf ofwel in samenwerking met bekenden worden geproduceerd. Ze is informeel, omdat de uitwisseling niet berust op een afgewogen ruil volgens wettelijke regels.

Resolutie 065

De mogelijkheid, niet de verplichting, moet geschapen worden om basisbehoeften in zelfvoorziening te vervullen : voeding, kleding, huisvesting, vorming en opvoeding, onderwijs, verzorging, verplaatsing, energie. Belangrijke terreinen die op korte termijn kunnen worden uitgebouwd zijn o.m. vernieuwbouw, autonome verplaatsing (fietsers en voetgangers), gezondheidszorg en kleuteropvang thuis door samenwerkende ouders en buren, ecologische volkstuinen, zachte energie, buurtateliers, ...

Resolutie 066

Andere maatregelen uit dit programma kunnen de zelfvoorziening sterk stimuleren, o.m. de vermindering van de arbeidsduur en het basisinkomen.


DECENTRALISATIE VAN DE OVERHEID

Dit is een zeer uitgebreide materie waarin wij ons beperken tot twee fundamentele thema's : de financiële autonomie van de gemeenten en de decentralisering van de welzijnsvoorzieningen.

Financiële autonomie van de gemeenten[bewerken]

Resolutie 067

De gemeentelijke autonomie moet op financieel vlak versterkt worden. De taak van de centrale overheid bestaat erin onrechtvaardige ongelijkheid tussen de gemeenten weg te werken. Daartoe zal ze minimum en maximumgrenzen vastleggen voor belastingen en uitgaven en subsidies verdelen op grond van andere en betere objectieve criteria, met bijzondere aandacht voor structureel zwakkere gemeenten en gemeenten met bovengemeentelijke taken.

Resolutie 068

Op korte termijn moeten de criteria van de dotaties aangepast worden aan de huidige sociaal-economische toestand. Op middellange termijn moet de subsidieregeling ondergebracht worden in een beperkt aantal sectoriële fondsen (openbare werken, milieu, sociaal- cultureel) Op lange termijn moet een groter deel van de ontvangsten uit eigen inkomsten komen.

Resolutie 069

De eigen werking van de gemeenten wordt verbeterd door allerlei maatregelen zoals de depolitisering van het personeelsbeleid, de herwaardering van de gemeenteraad, decumul, openbaarheid van bestuur e.d. De gemeentewerking moet worden uitgebreid. Taken die het gemeentelijk vlak overschrijden moeten naar een hoger niveau overgedragen worden.


Lokale organisatie van de welzijnsvoorzieningen[bewerken]

Resolutie 070

De financiering van het welzijnswerk en van de sociale zekerheid, en het vastleggen van de algemene normen ervoor, blijven omwille van het beginsel van de solidariteit een verplichting van de centrale overheid, maar de concrete administratie (met inbegrip van uitbetalingen) ervan wordt, nagenoeg volledig naar het plaatselijk vlak overgebracht.

Resolutie 071

Hiertoe worden per wijk per kleine gemeente polyvalente wijkcentra opgericht, waarin gespecialiseerde mensen samenwerken met mensen uit de buurt. Deze wijkcentra hebben een viervoudige taak: de administratie van de sociale zekerheid en de verzorging in al zijn aspecten (gezondheidszorg, bejaardenzorg, kinderopvang...), stimuleren van zelfhulp en preventie.

Resolutie 072

De polyvalente wijkcentra komen per gemeente onder controle van een rechtstreeks verkozen sociale raad, waarin de huidige OCMW-raden opgaan. Lidmaatschap is onverenigbaar met het mandaat van gemeenteraadslid.

Resolutie 073

Opvang van kinderen: ouders hebben tot 1 jaar na de geboorte recht op een vervangingsinkomen bij ziekte van het kind, op ruim omstandigheidsverlof, kinderopvang gebeurt daarnaast in pleeggezinnen en in de polyvalente wijkcentra.

Resolutie 074

Bejaarden hebben recht op een infrastructuur die hen zolang mogelijk in hun vertrouwd midden houdt: door thuisverzorging, maaltijddienst, klusjesdienst; dag- of nachtpIaatsing zal zoveel mogelijk in pleeggezinnen gebeuren of in kleinschalige opvangtehuizen. De V-diensten waarbij bejaarden verblijven in ziekenhuizen moeten verder afgebouwd worden. De normen opgelegd aan privé-ziekenhuizen moeten strikt gecontroleerd worden.

Resolutie 075

Gezondheidszorg moet in de eerste plaats gericht zijn op het voorkomen i.p.v. op het meer winstgevende genezen van ziekten. Ze dient te worden opgebouwd rond zelfhulp, thuisverzorging, de eerstelijnsgezondheidszorg rond het polyvalent wijkcentrum. De gezondheidswerkers worden betaald per ingeschreven patiënt i.p.v. per prestatie (met minimum- en maximumgrenzen). Ziekenhuizen komen onder controle van een provinciale sociale raad; ze worden gefinancierd op basis van een algemene begroting, niet meer per ligdag. Arbeidsgeneeskunde moet zijn preventieve taak met voldoende autonomie kunnen vervullen. Het recht op gezondheidszorg mag niet afhangen van het feit of men al of niet betaalde arbeid verricht heeft. De financiering ervan wordt losgekoppeld uit de sociale zekerheid en wordt gefiscaliseerd, d.i. betaald uit belastingsinkomsten. De Orde van Geneesheren wordt afgeschaft en vervangen door een Nationale Gezondheidsraad, waarin ook de patiënten door hun vertegenwoordigende organisaties zitten.

Resolutie 076 (a)

Psychiatrie: we leven in een neurotische samenleving die psychische ziekten maakt. 'Bij de hulpverlening moeten zelfhulp en ambulante hulp centraal staan. Slechts bij uitzonderlijke noodgevallen (zowel bij neurotische als psychotische gevallen) opname in een gespecialiseerd ziekenhuis. In alle noodgevallen moet hulp geboden worden door een kleinschalige aanpak. Ook moeten mentaal gehandicapten uit de psychiatrische instellingen en krijgen ze hun eigen tehuizen, voor zover ze niet in gezinnen kunnen geplaatst worden. Alle gesloten psychiatrische instellingen worden op termijn gesloten. Collocatie wordt verboden. (Amendement: Asse, Raout Martion, Guido Huysmans)

Resolutie 077 (a)

Gehandicapten: het beleid dient bestaanszekerheid te bieden, de grootst mogelijke zelfstandigheid en integratie in de leefomgeving. Het is de lokale gemeenschap die moet instaan voor een aangepast woonmilieu en dienstverlening aan huis. Onderwijs moet zoveel mogelijk in het gewone onderwijs plaatsvinden, tewerkstelling in het gewone arbeidsproces. Focuswonen moet gestimuleerd worden en opgelegd aan de huisvestingsmaatschappijen. Voor alle gehandicapten wordt een dossier opgemaakt, waarin alle tegemoetkomingen worden opgenomen. (Toevoegingen: Guido Huysmans, Jo Mabé)

Resolutie 078 (a)

Migranten : de welzijnsvoorzieningen en ook het (later besproken) basisinkomen, belastingen en sociale zekerheid vormen een geheel van rechten en regels voor alle bewoners van dit land. De vreemdelingen moeten volwaardig deel hebben aan het stelsel. Zij moeten betrokken worden bij de werking van de polyvalente centra, en dit met de mogelijkheid hun eigenheid te bewaren. (Voorgesteld door: Antwerpen, Herwig Verschueren)


Decentralisatie van de markteconomie[bewerken]

Resolutie 079

De markt is slechts een bruikbaar instrument wanneer hij werkelijk vrij is, d.i. wanneer geen groepen de markt naar hun hand kunnen zetten. De groenen willen de vrijheid van die markt herstellen, en ze vooral onttrekken aan het overwicht van de grotendeels internationale oligopolies en monopolies die de markt beheersen.

Resolutie 080

De productie moet worden georganiseerd op een schaal aangepast aan het product. Sommige functies zijn uit hun aard grootschalig (mijnbouw, staal, openbaar vervoer, ...), andere te gespecialiseerd om overal plaats te vinden (wetenschappelijk onderzoek. Heel wat goederen en diensten kunnen evenwel rendabel kleinschalig geproduceerd worden, ter plaatse voor plaatselijk verbruik. Er moet dan ook een economische politiek ontwikkeld worden die de kleinschalige activiteiten en ondernemingen stimuleert, die in belangrijke mate ten goede zal komen aan de kleine zelfstandige ondernemingen. In de steunverlening moeten mechanismen worden ingebouwd die de schaalvergroting tegengaan.

Resolutie 081

Veel internationale handel is overbodig. Door minder in te voeren is men ook minder afhankelijk van de uitvoer en kan men meer zelf in de eigen noden voorzien. Deze invoervervangende politiek (importsubstitutie) is bijzonder zinvol voor de landen van de derde wereld, maar ook voor ons. Daarom moet een politiek gevoerd worden waarbij de handel over lange afstand ontmoedigd wordt voor producten die ook lokaal aanwezig zijn of waarvoor lokaal goede substitutiegoederen aanwezig zijn. Handel van producten die hieraan niet voldoen en die aan werkelijke behoeften tegemoetkomen, moet vrij mogelijk zijn.


Controle van de gemeenschap op de grootschalige bedrijven[bewerken]

Resolutie 082

Wat in een groene economie nog overblijft aan grootschalige activiteiten, is te belangrijk om over te laten aan de privé-belangen van de vermogenden. Op lange termijn moeten alle noodzakelijke grootschalige productie- en dienstensectoren onder het beheer gebracht worden van de gemeenschap. Dit betekent dat de gemeenschap democratisch de beleidslijnen van deze sectoren vastlegt en de concrete uitvoering ervan bepaalt. Hierbij moeten efficiënte beheersvormen ontwikkeld worden, waarbij alle belanghebbenden moeten betrokken worden in het beslissingsproces. Dit betekent dat o.m. de inspraak van de consumenten moet georganiseerd worden in de productiebeslissingen, dat de omwonenden en allen die hinder kunnen ondervinden van een bedrijvigheid hun belangen kunnen laten gelden en uiteraard ook dat degenen die in een bedrijf werken zelf kunnen (mede)beslissen over hun arbeid en toekomst. Alles moet in het werk gesteld worden om bureaucratisering, verspilling en partijpolitisering tegen te gaan.

Resolutie 083

Op korte termijn dient de gemeenschap volledige controle en zeggenschap te krijgen over alle beslissingen van de energiebedrijven en de banksector, omwille van hun strategisch belang en extreem beschermde positie, en omdat hun machtspositie nog versterkt wordt door de grote financiële schulden van de overheid. In welke mate die controle de vorm moet aannemen van nationalisatie of andere 'vormen van gemeenschapsbezit, hangt mede af van de tegenwerking of de bereidheid tot medewerking aan een groene en sociale politiek vanwege de beheerders van deze ondernemingen.

Resolutie 084

Bij het in gemeenschapsbezit brengen van de bank- en energiebedrijven zullen de kleine aandeelhouders volledig vergoed worden: de grote aandeelhouders worden niet vergoed.

Resolutie 085 Een strakke gecentraliseerde planeconomie is geen bruikbaar instrument voor een groene en basisdemocratische economie. Een zekere mate van planning is onvermijdelijk maar ze moet zo licht mogelijk gehouden worden. Een belangrijk instrument van planning bestaat erin de kapitaalstromen van de gesocialiseerde banken te richten naar ecologisch en sociaal verantwoorde projecten door gunstige voorwaarden eraan toe te staan.


Democratie in bedrijven en instellingen[bewerken]

Resolutie 086 (a)

Het zelfbeschikkingsrecht in bedrijven en instellingen is slechts volledig door het invoeren van zelfbeheer, d..i. het recht te beslissen over alle zaken die betrokkenen aanbelangen.

Resolutie 087 (a) Op korte termijn zal de ontwikkeling ervan aangevat worden in de niet-commerciële sector: onderwijs, verzorging, heel wat overheidsdiensten en in de beschermde sectoren, d.i. de bedrijvigheden, niet onderworpen aan de internationale concurrentie. Een tweede belangrijk element is het stimuleren van de echte producentencoöperatieven, waarvan alle medewerkers coöperateurs zijn, en die geen personeel in loondienst hebben. In de bedrijven onderworpen aan de internationale concurrentie kan het komen als een eindpunt, gegroeid uit de ervaringen in de niet-commerciële sector en in de arbeidscontrole.

Resolutie 088 (a)

Als overgang naar het zelfbeheer worden de bevoegdheden uitgebreid en de beperkingen afgebouwd van de bestaande inspraakorganen, vnl. de ondernemingsraad. Er wordt een volledige informatieplicht ingevoerd, de arbeiders krijgen initiatiefrecht en de beslissingen worden afdwingbaar gemaakt.. Daarnaast vereist de democratisering van deze organen het afschaffen van de paritaire samenstelling ervan, ten gunste van een grotere deelname van de arbeiders.

Resolutie 089 (a)

Democratisering van de ondernemingen kan niet zonder ook de vakbonden verder te democratiseren. Agalev steunt daarom personen en groepen die binnen de vakbonden initiatieven terzake nemen. Daarnaast moet de vakbondsafvaardiging wettelijk beter beschermd worden. Kaderraden worden verworpen omdat deze een wig drijven tussen het personeel en dus de realisatie van het zelfbeheer kunnen hypothekeren.



verder naar DEEL 3. HERVERDELEN