Eenzame liedjes/Dat bloemetje

Uit Wikisource
De glimlach Eenzame Liedjes (1906) door C.S. Adama van Scheltema

Dat bloemetje

De stem
Uitgegeven in Rotterdam door W.L. & J. Brusse.
[ 32 ]
 

XXI.

 

DAT BLOEMETJE.

 

 

Daar bloeide es eenmaal
Een bloempie op de hei —
Het was nog geen lente,
Het was nog geen Mei.

In 't heel vroege voorjaar
Heb ik het zien staan —
Toen ben 'k nog zoo zachtjes
Daar langsheen gegaan.

Maar een mooie morgen
Toen was ik zoo blij —
Toen mocht ik dat bloempie
Gaan plukken voor mij.

Lang heb ik geloopen,
En toen ik het vond —
Toen lag het verschrompeld
En dood op de grond. —

De lente is gekomen,
De Mei is gegaan —
Ik heb nooit meer nergens
Dat bloempie zien staan.

[ 33 ]

De zomer die bloeide,
De zomer ging heen —
Van dat mooie bloempie
Was-t-er geen één.

De hei is gaan bloeien,
Mijn hart deed zoo zeer —
Maar dat één' mooie bloempie
Dat vond ik niet meer.

De herfst die maakte
Al de bladeren goud —
Mijn hoofd en mijn handen
En mijn hart zijn zoo oud.

De sneeuw is gevallen,
De hei die wordt wit —
Daaronder — daaronder
Dat bloemetje zit! —

Als 'k dood ben dan groeit er
Zoo'n bloempie uit mij — —
Mijn lief is begraven,
Ik lig er gauw bij!