Eerste Oogst/Avond in stad
| ← Regen | Eerste Oogst (1912) door Carel Steven Adama van Scheltema | Morgen in de bergen → |
| Uitgegeven in Rotterdam door W. L. en J. Brusse. |
[ 25 ]
XXIII.
AVOND IN STAD.
Het goud-gebrande licht droop van de treden
Der gevels, — gele meiwijn in het koel —
Vat van den heldren nacht, — zacht rees 't gewoel
Der dorst'ge stad, als in een kerk gebeden.
Der gevels, — gele meiwijn in het koel —
Vat van den heldren nacht, — zacht rees 't gewoel
Der dorst'ge stad, als in een kerk gebeden.
Ik zag en glimlachte naar 't heilig doel.
Van eiken dag, — de wereld leek tevreden,
En aan mijn voeten zonk het ver verleden,
Vol donkre schatten van eenzaam gevoel.
Van eiken dag, — de wereld leek tevreden,
En aan mijn voeten zonk het ver verleden,
Vol donkre schatten van eenzaam gevoel.
Toen zag ik hoe de zon haar gouden zaad
In de aarde strooide, waar het 's morgens bloeide,
Een hooge val van licht stond in de straat.
In de aarde strooide, waar het 's morgens bloeide,
Een hooge val van licht stond in de straat.
0! 'k voelde in mij hoe 't nieuwe leven groeide, —
Gaf ik aan allen — alien 't gouden zaad
Van 't licht, dat door mijn stille handen vloeide!
Gaf ik aan allen — alien 't gouden zaad
Van 't licht, dat door mijn stille handen vloeide!