Naar inhoud springen

Eerste Oogst/Regen

Uit Wikisource

[ 24 ]

XXII.
REGEN.




Toen kwamen dagen van eindloozen regen,
Van heel diep treurende muziek, die speelde
Van den hemel en de dake' en verveelde
Mijn groot warm hart, in het zonlicht gedegen.

En geen die niet in 't moedelooze deelde
En gedwee mee-weende, en zich niet verlegen
Over zichzelf boog, want wie had gekregen
Zooveel blij's, dat binnen een vogel kweelde ?

Ook ik boog neer en kon niet vrooli*k zijn,
Maar toch droeg ik de vlam van heerlijk weten
Met me en stroomde door 't bloed een versche wijn.

En 'k dacht aan hen in wier vaneengereten
Ziel hun weene' een eendre muziek deed zijn, —
En ik was stil — ik was mijzelf vergeten!