Naar inhoud springen

Gezelle/Bladerval

Uit Wikisource
... Aan den Lindeboom Laatste verzen (1901) door Guido Gezelle

Bladerval

Ego flos
Uitgegeven in Antwerpen — Gent door De Nederlandsche Boekhandel.

[ 124 ]

BLADERVAL.



De boomen strooien weêr den weg
  met wakke winterblâren,
die, vol gevangen morgendauw,
  te gronde nedervaren.

Ze wentlen, zoo de wouters doen,
  die weg en weder draaien,
van de eene blomme op de andere, in
  het heetste zonnelaaien.

Geen zonne nu, geen vlindervlucht,
  geen blommen meer, die blinken;
maar blâren, die, verwelkerd, uit
  de hooge boomen zinken.

Maar blâren die, al stemmeloos,
  in ‘t gers en in de biezen,
in ‘t diepe van den wagenslag
  hun stille grafsteê kiezen.
[ 125 ]

De lucht is heel doorwaaid ervan:
  de wegen en de weiden,
de voren in den akkergrond
  en kan ik onderscheiden.

Zoo dapper, in de velden, zijn
  des zomers oude paden
met allerhande verwen van
  gestrooisel overladen.

Komt, koning Winter, komt nu maar;
  bij honderdduizendtallen,
van blommen en van blâren, is
  al ‘t zomervolk gevallen.

SENTE, 29/10 '98.