Gezelle/De vliege
Uiterlijk
< Gezelle
← Schoone castanjen | Tijdkrans door Guido Gezelle | Bereukwerkt en berijkdomd → |
Uitgegeven in Amsterdam door L. J. Veen. |
DE VLIEGE
o Gij dikke, welgekleede, welgevoede
vliege, die
'k daar zoo dikkens, om end weder om mij,
hoore en zie
vliegen, varen, vederen, ruischen, in den
zonnestraal,
met uw ronkend-, hoog- en leeggevooisde
vedertaal!
vliege, die
'k daar zoo dikkens, om end weder om mij,
hoore en zie
vliegen, varen, vederen, ruischen, in den
zonnestraal,
met uw ronkend-, hoog- en leeggevooisde
vedertaal!
Ha, 'k en kenne niemand die u ooit ééne arme
reke of twee
heeft geschonken, schoon gij zingt en immer
zongt, alreê
ruim zoo lange als merelaan, of meeze, of
nachtegaal,
ruim zoo schoone allichte als honingbie- en
krekeltaal.
reke of twee
heeft geschonken, schoon gij zingt en immer
zongt, alreê
ruim zoo lange als merelaan, of meeze, of
nachtegaal,
ruim zoo schoone allichte als honingbie- en
krekeltaal.
o Gij dikke, weltevreden, welgezinde
snaartrompet,
nooit en zag ik of en hoorde ik uwe
vlerken, net
lijk twee glazen ruitjes, daverende, 't zij
late of vroeg,
of 't was helder zomerweder, en de
zonne loech!
[ 161 ]o Gij aardig dierken, 'k wou dat ik, zoo wel als
alle mensch,
zoo gij schijnt te hebben, had mijn herte en
wille en wensch,
en dat ge ons, al ronken in den mooien
zonneschijn,
wist den weg te wijzen naar 't gestadig
blijde zijn!
snaartrompet,
nooit en zag ik of en hoorde ik uwe
vlerken, net
lijk twee glazen ruitjes, daverende, 't zij
late of vroeg,
of 't was helder zomerweder, en de
zonne loech!
[ 161 ]o Gij aardig dierken, 'k wou dat ik, zoo wel als
alle mensch,
zoo gij schijnt te hebben, had mijn herte en
wille en wensch,
en dat ge ons, al ronken in den mooien
zonneschijn,
wist den weg te wijzen naar 't gestadig
blijde zijn!