Naar inhoud springen

Gezelle/De vliege

Uit Wikisource
Schoone castanjen Tijdkrans door Guido Gezelle

De vliege

Bereukwerkt en berijkdomd
Uitgegeven in Amsterdam door L. J. Veen.
[ 160 ]

DE VLIEGE


o Gij dikke, welgekleede, welgevoede
         vliege, die
  'k daar zoo dikkens, om end weder om mij,
         hoore en zie
  vliegen, varen, vederen, ruischen, in den
         zonnestraal,
  met uw ronkend-, hoog- en leeggevooisde
         vedertaal!

Ha, 'k en kenne niemand die u ooit ééne arme
         reke of twee
  heeft geschonken, schoon gij zingt en immer
         zongt, alreê
  ruim zoo lange als merelaan, of meeze, of
         nachtegaal,
  ruim zoo schoone allichte als honingbie- en
         krekeltaal.

o Gij dikke, weltevreden, welgezinde
         snaartrompet,
  nooit en zag ik of en hoorde ik uwe
         vlerken, net
  lijk twee glazen ruitjes, daverende, 't zij
         late of vroeg,
  of 't was helder zomerweder, en de
         zonne loech!
[ 161 ]o Gij aardig dierken, 'k wou dat ik, zoo wel als
         alle mensch,
  zoo gij schijnt te hebben, had mijn herte en
         wille en wensch,
  en dat ge ons, al ronken in den mooien
         zonneschijn,
  wist den weg te wijzen naar 't gestadig
         blijde zijn!