Gezelle/O liefste Jesu zoet
Uiterlijk
< Gezelle
← Half April | Laatste verzen (1901) door Guido Gezelle | Voorbij... → |
Uitgegeven in Antwerpen — Gent door De Nederlandsche Boekhandel. |
[ 155 ]
O Jesu, vol genaden,
wie zal't, wie zal't mij raden,
hetgene ik zeggen moet?
'k En weet van veel gebeden
den zin niet, noch de reden:
och, helpt mij, Jesu zoet!
wie zal't, wie zal't mij raden,
hetgene ik zeggen moet?
'k En weet van veel gebeden
den zin niet, noch de reden:
och, helpt mij, Jesu zoet!
Uw vleesch, uw bloed, uw leven
u zelven mij gegeven,
dat hebt gij, heel en al:
'k en weet noch wat 't u weerd is
noch wat van mij begeerd is
noch wat ik geven zal.
u zelven mij gegeven,
dat hebt gij, heel en al:
'k en weet noch wat 't u weerd is
noch wat van mij begeerd is
noch wat ik geven zal.
Mijne armoe wilt verrijken,
o Jesu, en niet kijken
als naar uw eigen goed;
u zelven wil ik even
aan u, wat kan ik geven,
als u, o Jesu zoet!
[ 156 ]
Uw herte zij, en 't mijne,
in blijdschap en in pijne,
vereenigd; en, voortaan,
ach, mochte ik zoo gebonden
en vrij, door u van zonden,
den weg dien gij gaat, gaan!
o Jesu, en niet kijken
als naar uw eigen goed;
u zelven wil ik even
aan u, wat kan ik geven,
als u, o Jesu zoet!
[ 156 ]
Uw herte zij, en 't mijne,
in blijdschap en in pijne,
vereenigd; en, voortaan,
ach, mochte ik zoo gebonden
en vrij, door u van zonden,
den weg dien gij gaat, gaan!