Gezelle/Voorbij...
Uiterlijk
< Gezelle
← O liefste Jesu zoet | Laatste verzen (1901) door Guido Gezelle | Maria → |
Uitgegeven in Antwerpen — Gent door De Nederlandsche Boekhandel. |
[ 157 ]
VOORBIJ.
Voorbij is, eer het woord voluit
mijn tonge ontsnapt, het veêrgefluit
des vogels, die is verre en wijd
van hier, bijkans in géénen tijd.
mijn tonge ontsnapt, het veêrgefluit
des vogels, die is verre en wijd
van hier, bijkans in géénen tijd.
Voorbij, zoo vaart het stoom getuig
zijn vechtend vier- en vonkgespuig
de schenen langs, éen stonde, en is
verdwenen in de duisternis.
zijn vechtend vier- en vonkgespuig
de schenen langs, éen stonde, en is
verdwenen in de duisternis.
Voorbij zoo loopt een schaduw langs
de stappen meê mijns wandelgangs,
dóór 't onafmeetbaar veld, dat ik
ontgroenen zie van stik tot stik.
[ 158 ]
Voorbij, zoo valt een striepken licht,
een valsterre, over 't aangezicht
des hemels, en 'k en zie daarvan
geen speur, eer zesse ik tellen kan.
de stappen meê mijns wandelgangs,
dóór 't onafmeetbaar veld, dat ik
ontgroenen zie van stik tot stik.
[ 158 ]
Voorbij, zoo valt een striepken licht,
een valsterre, over 't aangezicht
des hemels, en 'k en zie daarvan
geen speur, eer zesse ik tellen kan.
Voorbij o God, u uitgespaard,
gaat 't al voorbij en tendenwaard,
gaat al dat is of was voorbij:
Gij zijt alleene en blijft God, Gij!
gaat 't al voorbij en tendenwaard,
gaat al dat is of was voorbij:
Gij zijt alleene en blijft God, Gij!