Gezelle/Perels
Uiterlijk
< Gezelle
← Bast van murwe wijngaardbezen | Laatste verzen (1901) door Guido Gezelle | Octoberboomen → |
Uitgegeven in Antwerpen — Gent door De Nederlandsche Boekhandel. |
[ 13 ]
PERELS.
Nog eer de blaren schieten,
in 't hofbeluik,
hoe geren zie 'k uw' sprieten,
o perenstruik;
hoe geren zie 'k uw takken
vol blommen staan,
vol perels, al in pakken
eer ze opengaan!
in 't hofbeluik,
hoe geren zie 'k uw' sprieten,
o perenstruik;
hoe geren zie 'k uw takken
vol blommen staan,
vol perels, al in pakken
eer ze opengaan!
En mochte ik maar, zoo even,
door Gods beschik,
u, peretakken geven
nen toovertik;
't en zou geen pere krommen
uw hout, voortaan:
veel liever zie 'k de blommen,
eer ze opengaan.
[ 14 ]'k Zie geren, in de hoven,
uw' peren groot,
de zonne zitten stoven
al rijp en rood;
maar 'k zie wel nog zoo geren
uw blommen staan,
de perels van de peren,
eer ze opengaan.
door Gods beschik,
u, peretakken geven
nen toovertik;
't en zou geen pere krommen
uw hout, voortaan:
veel liever zie 'k de blommen,
eer ze opengaan.
[ 14 ]'k Zie geren, in de hoven,
uw' peren groot,
de zonne zitten stoven
al rijp en rood;
maar 'k zie wel nog zoo geren
uw blommen staan,
de perels van de peren,
eer ze opengaan.
17/4 '94.