Gezelle/Rijmram
Uiterlijk
< Gezelle
← Ichtus eis aiei | Rijmsnoer om en om het jaar (1897) door Guido Gezelle | Twee horsen → |
Uitgegeven in Rousselaere door Jules de Meester. |
[ 156 ]
RIJMRAM
dAAR viel mij in 't gedacht entwat,
dat, al te onveerdig opgevat,
verloren liep ; en, mondgemeens,
en zal 't noch ik, noch iemand eens
genieten.
dat, al te onveerdig opgevat,
verloren liep ; en, mondgemeens,
en zal 't noch ik, noch iemand eens
genieten.
Het deert mij danig! Ei! 't en doet:
en heel en is en al, voor goed,
dat ongedicht gedachtje, dat
was al te onveerdig opgevat,
te nieten.
en heel en is en al, voor goed,
dat ongedicht gedachtje, dat
was al te onveerdig opgevat,
te nieten.
Het leeft entwaar entwat dervan,
dat visschende ik nog vangen kan,
wellicht ; en, eens in 't net, wie is 't,
genaan die mij den visch ontvischt,
en 't garen?
dat visschende ik nog vangen kan,
wellicht ; en, eens in 't net, wie is 't,
genaan die mij den visch ontvischt,
en 't garen?
Mij rijmvast en, van stonden aan,
zal 't stijf en sterk in staven staan,
nu, mondgemeen, het onverwacht
gedacht gedicht, gedicht gedacht,
nog jaren.
zal 't stijf en sterk in staven staan,
nu, mondgemeen, het onverwacht
gedacht gedicht, gedicht gedacht,
nog jaren.
9/10/'96.