Gezelle/Tu es ille vir!
Uiterlijk
< Gezelle
← Het gers | Rijmsnoer om en om het jaar (1897) door Guido Gezelle | De wilde wind → |
Uitgegeven in Rousselaere door Jules de Meester. |
[ 102 ]
TU ES ILLE VIR!
HOE laat gij, onschuldige boomen, de hand,
omhooge in uw' heerlijke kruinen gestegen,
u schenden des splierders? Hoe laat gij den tand
der kwetsende spoore, in de lenden geslegen,
u wondenvol stampen? Hoe laat gij het staal
u kappen der happe, dat 't klakt in de verte;
hoe slaan u de jeugdigste takken van 't herte,
zoo dwee, altemaal?
omhooge in uw' heerlijke kruinen gestegen,
u schenden des splierders? Hoe laat gij den tand
der kwetsende spoore, in de lenden geslegen,
u wondenvol stampen? Hoe laat gij het staal
u kappen der happe, dat 't klakt in de verte;
hoe slaan u de jeugdigste takken van 't herte,
zoo dwee, altemaal?
Gij draagt die u leed doet, gij houdt die u kwelt
den lijdenden boezem, omhooge? Waaromme,
verduldige boomen, dat nijdig geweld
niet nedergestort vóór uw' voeten? Gij domme
verdragers van hem, dien gij weren kunt.... op!
laat scheuren dien tak van 't gewichte: hij breke
den hals op den grond, of versmoore in de beke
zijn' roekloozen kop!
den lijdenden boezem, omhooge? Waaromme,
verduldige boomen, dat nijdig geweld
niet nedergestort vóór uw' voeten? Gij domme
verdragers van hem, dien gij weren kunt.... op!
laat scheuren dien tak van 't gewichte: hij breke
den hals op den grond, of versmoore in de beke
zijn' roekloozen kop!
o Heere, Gij draagt mij, die kwellende U ben
zoo dikwijls; gij houdt mij omhoogegeheven:
den afgrond beneên mij en duchte ik niet, en,
ik sla die me in 't daglicht gedoogt, en in 't leven!
Ik sla, Gij geneest, Gij bewaart, Gij voorziet
van krachten den eerloozen arm, die U kwetste...
o Heere, om uw godlijke liefde, op het letste,
en gramt U toch niet!
zoo dikwijls; gij houdt mij omhoogegeheven:
den afgrond beneên mij en duchte ik niet, en,
ik sla die me in 't daglicht gedoogt, en in 't leven!
Ik sla, Gij geneest, Gij bewaart, Gij voorziet
van krachten den eerloozen arm, die U kwetste...
o Heere, om uw godlijke liefde, op het letste,
en gramt U toch niet!
10/4/'95