Gezelle/De wilde wind
Uiterlijk
< Gezelle
← Tu es ille vir | Rijmsnoer om en om het jaar (1897) door Guido Gezelle | Ze slapen nog → |
Uitgegeven in Rousselaere door Jules de Meester. |
[ 103 ]
DE WILDE WIND
DEUR 't haaghout raamt
de wilde wind,
verblind,
zijn' reuzensprongen:
en al dat ooit
hem tegenstaat
verlaat
hij, losgewrongen.
de wilde wind,
verblind,
zijn' reuzensprongen:
en al dat ooit
hem tegenstaat
verlaat
hij, losgewrongen.
Gebogen hier,
gebroken daar,
malkaar
de boomen schenden ;
die, scheurende uit
den gronde, huis.
en thuis
den gruw inzenden.
gebroken daar,
malkaar
de boomen schenden ;
die, scheurende uit
den gronde, huis.
en thuis
den gruw inzenden.
Nu maalt hij hout
en stof en steen
deûreen,
en roert daaronder,
met gramme, en al
te hol, te dol
gegrol,
zijn stemmendonder.
[ 104 ]en stof en steen
deûreen,
en roert daaronder,
met gramme, en al
te hol, te dol
gegrol,
zijn stemmendonder.
Hij steent gelijk
een stier, die raast
en blaast;
die, al ten bloede,
zijn' hoornen in
de boomen steekt,
en breekt,
van louter woede.
een stier, die raast
en blaast;
die, al ten bloede,
zijn' hoornen in
de boomen steekt,
en breekt,
van louter woede.
Hoe schommelt en
hoe rommelt hij,
voorbij
den bosch, gebezen!...
Wie durft er, als
zoo 'n wilde wind
begint,
onwaakzaam wezen?
hoe rommelt hij,
voorbij
den bosch, gebezen!...
Wie durft er, als
zoo 'n wilde wind
begint,
onwaakzaam wezen?
26-27/1/'97