Naar inhoud springen

Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants/Misericordia

Uit Wikisource
Es­si­lio. Bal­lingh­schap Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants (1644) door Cesare Ripa et al.

Mise­ri­cor­dia. Barm­her­tig­heyd, p. 28-29

Frau­de. Be­drogh
Uitgegeven in Amstelredam door Dirck Pietersz Pers.
[ 28 ]

Misericordia. Barmhertigheyd.

EEn witte poeſelige vrouwe, hebbende groote oogen, de neuſe een weynigh verheven, met een olijfkrans om ’t hoofd, ſtaende met opgeſlagen armen, hebbende in de rechter hand een cedertack mette vruchten, ter ſyden ſal een kauw of een kraeyken staen.
Damaſcenus ſeyt: Barmhertigheyt is een genegentheyt van een medelijdig gemoed over ſijnes even naeſten ongeval. [ 29 ]
De poeſelige wittigheyt, groote oogen, en verheven neuſe, ſtelt Ariſtoteles in ſijne menſchkenninge, voor een teycken van Barmhertigheyt.
De Olijf krans dieſe op ’t hooft heeft, is een waerachtigh beeld van barmhertigheyt volgens de H. Schriftuere, nae de welcke wy ons behooren te verplichten, totte kenniſſe van deſe heylige deughd: de cedertack mette vruchten bediet even ’t ſelve, gelijck ſulx Pierius verhaelt.
Datſe met open armen ſtaet, bediet, dat de barmhertigheyt, op de maniere van Ieſus Chriſtus, die de waere barmhertigheyd is, met groote vaerdigheyt en met open armen gereet ſtaet, om alle die tot hem komen, te omhelſen, en in haere ellende te hulpe te komen. Dies Dante in ſijn vagevier aldus ſingt:

Mijn ſonden waeren groot en ſwaer,
Maer Godes goedheyd wonderbaer,
Had over my ontfarmen,
En nam my in haer armen.

Een jongh kiexken wort by de Egyptenaers voor de barmhertigheyt genomen, gelijckmen by Orus Apollo ſien kan.