Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants/Otio (2)

Uit Wikisource
Otio. Lee­dig­heyt Otio. Lee­dig­heyt’ door Ce­sa­re Ri­pa Otio. Lee­dig­heyt
Afkomstig uit Cesare Ripa et al. (1644) Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants, Amstelredam: Dirck Pietersz Pers, p. 282. Publiek domein.
[ 282 ]

Otio. Leedigheyt.

EEn vet en ſwaerlijvigh Man, ſittende, met een ſchild gedekt, dat vol flitſen en Pijlen ſteeckt, die van alle ſijden daer op geſchoten zijn, als of de Leedigheyd een ſchild was van alle ſchande en ſonde. Vett wort hy gemaelt, om reeden alreede geſeyt, en aldus maeltſe Arioſto af:

In deſe Herbergh leyt de duyſtre ſlaep en ronckt,
En pampſack van ter ſy, die luy en leedigh lonckt.


Het ſchild vol pijlen vertoont, dat een Leedigh Menſch alle ellenden op hem laet komen. Ten eerſten om dat hy gedenckt dat hy ſal worden verlicht door de Leedigheyt en door tijdverquiſtinge, doch weynigh op ’t einde dat hy noch heeft te leven, ’t zy dat hy het met lof of met laſter, met eere of met ſchande, met ſchade of met voordeel overbrenght. En overmits zijn quaed ingekanckert is, ſoo is ’t niet van noode dat ſelve te geneſen met aderlaten of met koppen, maer hy heeft genoegen, dat het allenskens, allenskens, tot zijne groote ſchande verteere en vergaet, tot verdriet van de Vrienden, en laſteringe van zijn ſelve en van zijn huysgeſin. Otia dant vitia. Leedigheyt is des Duyvels oorkuſſen.