Keulemans Onze vogels 1 (1869)/59
← 58 | Onze vogels in huis en tuin, deel 1 door John Gerrard Keulemans
59. De Zilverbonte Haan |
60 → |
DE ZILVERBONTE HAAN.
GALLUS DOMESTICUS.
Onder onze Tamme Hoenders zijn verschillende rassen, wier hoofdkleuren wit en zwart zijn. Bij onderscheidene vormen van Hoenders zijn beide kleuren op dezelfde wijze verdeeld, zoodat men bij vele zeer uiteenloopende rassen dezelfde witte en zwarte kleurteekening terugvindt.
Geheel witte voorwerpen worden echter meerendeels onder de Cochinchina's, Brahma's, Dorkings, Serailhoenders, Bantams en Krielen gevonden. Witte Spaansche Hoenders zijn weder zeldzamer, en geheel witte Pellen zeer schaarsch. Onregelmatig wit en zwart geteekende komen onder alle rassen voor, en deze zijn dan bijna altijd zoogenaamd „valsch" of rasloos. Regelmatig wit en zwart gekleurd zijn de Zilverbonte, de Poolsche Hoenders, de Houdans en de Uilebaarden. Onder de witte met zwarte vlekjes en streepjes merken wij de Zilverbonten, de Zilverlakens en de Zilverpellen op.
De Zilverbonten zijn in ons land niet zeer algemeen, en de voorwerpen, die wij onder dezen naam aantreffen, voldoen gewoonlijk niet aan het vereischte echtheidskenmerk. De echte Zilverbonte Hoenders zijn waarlijk prachtige vogels; de Haan zoowel als de Kippen hebben inderdaad schoonheidswaarde. Als de Haan echt is, moeten zijne kleuren de volgende verdeeling hebben: het achterhoofd en het bovengedeelte van den nek zilverwit, met zwarte, elstvormige vlekjes langs de schacht der onderste vederen; hoe minder gele gloed er over den nek ligt, en hoe glanziger wit de veêren zijn, des te fraaijer is de vogel voor den hoenderliefhebber. Voorts moeten borst en buikveêren wit zijn, met zwarte, nagenoeg ronde vlekken aan de punt, welke vlekken, naarmate de vederen grooter worden, in omvang toenemen. Achter de pooten tot onder den staart wordt het zwart de hoofdkleur, en de witte basis der veder minder zigtbaar. Op den rug breedere, [ 199 ]aan de schouderveêren langere zwarte vlekken. Iedere vleugeldekveder en slagpen heeft eene breede, groenzwarte, ronde vlek; de langere stuitveêren zijn wit en, even als die van den nek, glanzig, en alleen de onderste veêren zwart gestreept. De vederen aan de dijen, voor zoover die buiten het ligchaam aan de pooten zigtbaar zijn, mede wit met groote zwarte stippen; ook de staartpennen, korte en lange staartdekveêren wit met zwarte, lange strepen, die in lengte toenemen naarmate de veder langer wordt.
De echte Zilverbonte Haan heeft een wasachtigen, karmijnrooden, dubbelen kam, die, aan de voorzijde breed, naar achteren spits toeloopt; deze kam is sterk gekarteld, vleezig, en staat vast op den kop. De baarden en naakte wangen zijn helder rood, de ooropening wit, de iris donker oranje, en de pooten grijs.
De Hennen hebben iedere veder wit met eene zwarte vlek; aan den nek worden deze vlekken langer en gaan meer tot strepen over. Zij moeten kleine maar roode dubbele kammen, kleine baarden en wangen van dezelfde kleur hebben, terwijl de oorstreek, even als die van den Haan, wit moet zijn, doch meestal vaal grijs of rood is.
De pasgeboren kuikens zijn wit met meer of min zacht grijze wolkjes over het ligchaam; hunne eerste veêren zijn grijs en wit gestreept, iets lichter aan den nek; eerst na de ruijing komen de zwarte vlekjes te voorschijn.
Deze Zilverbonte Hoenders zijn puike eijerlegsters en de meeste eijeren zijn bevrucht, hetgeen ten eerste aan de vruchtbaarheid van het ras is toe te schrijven, ten andere daaraan, dat men ze zelden zonder Haan aantreft, omdat de meer zeldzame Hoenders eerst dan waarde hebben, wanneer de Haan met minstens twee Kippen vereenigd is. Doch, ofschoon de eijeren meestal bevrucht zijn, is het toch beter, ze door andere broeische Kippen te laten uitbroeijen, daar de Zilverbonte Hennen beter leggen dan broeijen, waarschijnlijk ten gevolge der overgroote natuurdrift van den Haan.
De kuikens zijn buitengewoon levendig en vlug, en groeijen snel; zoodra zij (eenige uren na de geboorte) zoogenaamd „nestrijp" of droog zijn, pikken zij reeds voedsel op en zijn bijzonder mak. Na eenige weken kan men reeds aan de grootere voorwerpen de Hanen herkennen. Het is opmerkelijk, dat er dikwijls onder zulke groote voorwerpen gevonden worden, die na de ruijing, zelfs bij een grooten kam en vrij lange baarden, de kleuren der Hen vertegenwoordigen en gedurende hun geheel leven behouden, zoodat er van dit ras Hanen met kippen-kleuren voorkomen.
[ 200 ]Een verwant ras, dat dikwijls met de Zilverbonten vermengd wordt, en dat wij tot verduidelijking Zilverlaken-Hoenders zullen noemen, heeft tot kenmerk, dat bij den Haan zoowel als bij de Hen de zwarte vlekken kleiner en smaller, meer overdwarsche streepjes zijn, en dat bij den Haan het zwart aan nek en stuit smaller is en zich op een kleiner aantal veêren vertoont.
Men kan beide rassen het best van elkander onderscheiden door de evenredigheden der grootte van de twee rassen; bij de Zilverbonten zijn namelijk de Hennen in verhouding tot den Haan groot, bij de Zilverlakens daarentegen klein; met andere woorden: de Hennen van het eerste ras zijn grooter dan die van het tweede, maar de Hanen van het eerste kleiner dan die van het tweede (de Zilverlakens), welke laatste soort zich ook vooral door hoogere pooten onderscheidt.
Ook de Zilverlakens brengen Hanen voort, die de kleuren der Hennen vertoonen, en beide rassen hebben, wat hunne levenswijze betreft, veel overeenkomst, hoewel het twee zeer gekenmerkte, standvastige rassen zijn.
Een derde hoenderras, welks naam meer algemeen bekend is, zijn de Zilverpellen; velen worden echter ten onregte voor echt gehouden, terwijl zij slechts uit kruisingen van Witte Hoenders met Zilverbonten en Zilverlakens of met echte Pellen ontstaan zijn. Zoo merken wij onder deze Hoenders dikwijls voorwerpen (Hennen) op, die meer zwart aan het ligchaam hebben en grooter zijn dan andere, die onder denzelfden naam bekend staan. Deze zijn uit kruisingen van Zilverbonten of Zilverlakens met Zilverpellen voortgesproten.
De echte Pellen zijn aan de volgende kenmerken te onderscheiden: de Haan klein, met zwaren kam, tamelijk groot oog, naar achter gebogen nek en hoog opstaanden staart; hoofdkleuren glanzig wit, meer of min met gelen weerschijn aan nek- en stuitvederen; geen zwart aan de vederen, dan alleen de lange, zeisvormige staartdekveêren (zoogenaamde staart), die geheel zwart met metaalglans zijn. Deze Haan is levendig, kraait gestadig, heeft een trotschen gang, kijkt ernstig en is zeer dapper. De Hen heeft een kleineren, doch dubbelen kam, en zeer kleine baarden; wangen en kam, even als die van den Haan, karmijnrood, en de oorstreek wit; nek wit; het overige ligchaam met kleine, smalle, zwarte, overdwarsche strepen aan de vederen; pooten, even als die van den Haan, grijs.
Deze meer algemeene, maar steeds gezochte Zilverpellen hebben, om de kleine, doch zeer fijne eijeren, de voorkeur boven vele andere rassen. Broeisters zijn het echter minder, zoodat men gewoonlijk het uitbroeijen aan andere Hennen overlaat. [ 201 ]De kuikens zijn zeer klein, maar, even als die der twee genoemde rassen, zeer vlug, en groeijen spoedig.
Er bestaan van deze drie wit en zwart geteekende Hoenders nog variëteiten, of, naar men wil, bijrassen, die enkele, in plaats van dubbele kammen hebben.
Zilverpels-Hennen ziet men dikwijls gepaard met een Haan, die alle raskenmerken bezit, behalve dat de staart wit is; de daaruit voortspruitende jonge Hennen zijn, als eigenlijke Zilverpellen, even fraai, maar de Hanen krijgen bonte staarten en zijn voor den liefhebber minder waard.
Geheel witte Pellen (witte Haan met witte Hennen) zijn zeldzaam, en de onder dien naam doorgaande voorwerpen zijn gewoonlijk uit andere gekruiste rassen ontstaan.
De Zilverlaken-Fazant (Phasianus nyctemerus) paart wel eens met de Hennen van genoemde rassen, en omgekeerd de Hanen dezer laatste met het wijfje van genoemden Fazant. In het eerste geval hebben de Bastaard-Hanen nagenoeg de kleuren der moeder, maar minder of onregelmatig geteekend zwart, een liggenden staart en roode pooten.
Als de Hoender-Hanen met de Fazant-Hen paren, komen de kleuren der daaruit voortspruitende jongen meer met die der moeder overeen. Een zoodanig voorwerp, in 't bezit van zekeren liefhebber hier te lande, en uit den Zilverpels-Haan geteeld, had de volgende bijzonderheden: het ligchaam geheel wit en graauw gepoederd, met een verlengden, maar dunnen kam (nagenoeg als bij den Fazant-Haan) van eene donker roode kleur; de staart meer opwaarts gerigt en de langste veêren met de uiteinden naar buiten gekeerd en eenigzins vorkvormig; alle staartpennen wit, zwart en aschgraauw gestreept en gevlekt; de vleugelpennen van dezelfde kleur; pooten flets rood en met sporen, zoodat het een mannelijk voorwerp toonde te zijn. Dit product paarde, of liever trachtte te paren met eene Zilverpels-Hen, welke wel is waar eijeren voortbragt, doch eijeren die natuurlijk geene kiem konden bevatten.