Keulemans Onze vogels 1 (1869)/67

Uit Wikisource
66 Onze vogels in huis en tuin, deel 1 door John Gerrard Keulemans

67. De Donkere Bergeend

68


[ Pl67 ]

[ 232 ]
 

DE DONKERE BERGEEND.

ANAS TADORNOIDES.


Er bestaan eenige Eendensoorten, welke door hare vormen van de Zwemeenden afwijken en meer den overgang van dezen tot de Ganzen vormen. Zij maken eene groep uit, welker soorten in zeer verschillende gewesten leven, en waartoe, in Europa, de Bergeend (Anas tadorna of Tadorna vulpanser) behoort. Deze groep vormt de nieuwe geslachten Tadorna en Casarca en bestaat uit de volgende soorten: 1°. de Bergeend (T. vulpanser); 2°. de Donkere Bergeend (T. tadornoïdes); 3°. de Zwartkop-Tadorna (T. variëgata), waarvan het wijfje een witten kop heeft, en 4°. de Radja-Eend (T. rhadjah), waarop de Casarca's volgen, als: 1°. de Gewone Casarca-Eend (C. rutila), en 2°. de Groote Casarca (C. cana). Voor Tadorna variëgata wordt ook dikwijls de naam Casarca variëgata gebezigd, omdat deze den overgang van het eerst- tot het laatstgenoemde geslacht schijnt te vormen. Het meest van elkaêr in vorm verschillend zijn de Tadorna rhadjah en de Casarca cana.

De Donkere, hierbij afgebeelde Tadorna bewoont het Zuid-Westen van Australië, alwaar hij, meestal in menigte, aan de monden der groote rivieren wordt aangetroffen, hoewel hij meer in het gebergte dan bij het water leeft; hij schijnt zich namelijk bij voorkeur in zulke streken op te houden, waar de grond uit vlakke, kale steenen bestaat, en waar weinig groen of schaduw te vinden is. In Tasmanië treft men hem dan ook op kale rotsen en nabij het zeestrand aan.

De Waard (het mannetje) onderscheidt zich van de Eend (het wijfje) door zijn zwaarder stemgeluid, door zijne meerdere grootte en doordien hij geen wit aan den kop heeft. De Eend heeft namelijk een witten band aan het voorhoofd, langs den snavel en om het oog een witten ring, den witten halskraag minder duidelijk, en hetgeen bij het mannetje geelachtig is, wordt bij het wijfje door eene [ 233 ]donkerder, meer roestbruine kleur vervangen, terwijl de kleuren bij haar minder sterk afgescheiden zijn.

De jongen zijn, in hun donskleed, bijna aan die der Wilde Eend (Anas boschas) gelijk, maar iets donkerder.

De kleur en het getal der eijeren zijn onbekend. Volgens Gould broeijen zij tusschen de spleten van rotsen, op den vlakken grond en in boomholen.

De Donkere Bergeend is nog weinig onder de liefhebbers verspreid; evenwel schijnt zij in gevangenschap wel te willen voorttelen, zoodat er kans bestaat, dat wij deze soort weldra even talrijk als de Gewone Bergeend in onze vijvers zullen aantreffen. Tot nog toe komt zij alleen in diergaarden voor; ten minste, voor zoover ons bekend is, heeft hier te lande nog geen particulier vogelliefhebber haar in zijn bezit. In den zoölogischen tuin te Londen leven twee paren, die met gerst worden gevoêrd en verder hun levensonderhoud in waterplanten vinden; zij zwemmen daar in kleine bassins, welke overvloedig met lage heesters zijn omzet, en in welker nabijheid des zomers de noodige materialen voor den nestbouw worden aangebragt; zij hebben er echter nog niet gebroeid. Bij zeker liefhebber te Kew leeft een paar, waarvan het wijfje eijeren heeft gelegd, die echter, waarschijnlijk door den Waard, zijn vertrapt, zoodat men er slechts de gebroken overblijfselen van heeft teruggevonden.