Max Havelaar of de Koffij-veilingen der nederlandsche Handelmaatschappij - Deel 15

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelsmaatschappy
Proloog - 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38


Ik gaf er veel voor, met juistheid te weten, lezer, hoe lang ik nu een heldin in de lucht zou kunnen laten zweven, voor ge, bij de beschrijving van een kasteel, mijn boek moedeloos uit de hand zoudt leggen, zonder te wachten tot het mensch op den grond kwam? Als ik in mijn verhaal zulk een luchtsprong noodig had, zou ik voorzichtigheidshalve nog altijd een eerste verdieping kiezen als uitgangspunt van haar sprong, en een kasteel waarvan weinig te zeggen viel. Wees echter voorloopig gerust: Havelaars huis had geen verdieping, en de heldin van mijn boek – goede hemel, de lieve trouwe anspruchlose Tine, een heldin! – is nooit uit een venster gesprongen.

Toen ik 't vorig hoofdstuk sloot met een aanwijzing op wat afwisseling in het volgende, was dit eigenlijk meer een oratorische kunstgreep, en om een slot te maken dat goed "knipte" dan wel omdat ik inderdaad meende dat het volgend hoofdstuk alleen "ter afwisseling" waarde hebben zou. Een schrijver is ijdel als... een man. Spreek kwaad van zijn moeder of van de kleur zijner haren, zeg dat hij een amsterdamsch accent heeft – wat nooit een Amsterdammer toestemt – wellicht vergeeft hij u die dingen. Maar... roer nooit aan de buitenzij van 't kleinste onderdeel eener bijzaak van iets dat er lag naast zijn geschrijf... want dàt vergeeft hij u niet! Als ge dus mijn boek niet schoon vindt, en ge mocht mij ontmoeten, houd u dan alsof wij elkander niet kenden.

Neen, zelfs zulk een hoofdstuk "ter afwisseling" komt me door het vergrootglas mijner schrijvers-ijdelheid, hoogst belangrijk en zelfs onmisbaar voor, en als ge het oversloegt, en daarna niet naar behooren waart ingenomen met mijn boek, zou ik niet aarzelen u dat overslaan te verwijten als oorzaak dat ge mijn boek niet kondet beoordeelen, want dat ge juist het essentieele niet gelezen hadt. Zóó zou ik – want ik ben man en schrijver – elk hoofdstuk voor essentieel houden, dat gij hadt overgeslagen met onvergeeflijke lezerslichtzinnigheid.

Ik verbeeld me dat uwe vrouw vraagt: "is er nogal wat aan dat boek?" En ge zegt bij-voorbeeld – horribile auditu voor mij – met de woordenrijkheid die eigen is aan gehuwde mannen:

– Hm... zóó... ik weet nog niet.

Welnu, barbaar, lees verder! Het belangrijke staat juist voor de deur. En met een bevende lip staar ik u aan, en meet de dikte van de omgeslagen bladen, en ik zoek op uw gelaat naar den weerschijn van 't hoofdstuk "dat zoo mooi is...

Neen, zeg ik, hij is er nog niet. Straks zal hij op springen, in vervoering iets omhelzen, zijn vrouw misschien.

Maar ge leest verder. Het "mooie hoofdstuk" moet voorbij wezen, dunkt me. Ge zijt in 't minst niet opgesprongen, hebt niets omhelsd.

En al dunner wordt de bundel bladen onder uw rechterduim, en al schraler wordt mijn hoop op die omhelzing... ja, waarachtig, ik had zelfs staat-gemaakt op een traan!

En ge hebt den roman uitgelezen tot "waar ze elkaar krijgen" toe, en ge zegt – een andere vorm, van welsprekendheid in den echtestaat – geeuwend:

– Zóó... zóó! 't Is een boek dat... hm! Och, ze schrijven zoo véél tegenwoordig!

Maar weet ge dan niet, ondier, tijger, Europeaan, lezer, weet ge dan niet dat ge daar een uur hebt doorgebracht met bijten op mijn geest als op een tandenstoker? Met knagen en kauwen op vleesch en been van uw geslacht? Menscheneter, daarin stak mijn ziel, mijn ziel die ge hebt vermaald als eens gegeten gras! 't Was mijn hart dat ge daar hebt opgeslikt als een versnapering! Want in dat boek had ik dat hart en die ziel neergelegd, en er vielen zooveel tranen op dat handschrift, en mijn bloed week weg uit de âren naarmate ik voortschreef, en ik gaf u dat alles, en dat kocht ge voor weinige stuivers... en ge zegt: hm!

De lezer begrijpt dat ik hier niet spreek van mijn boek.

Zoodat ik maar zeggen wil, om met Abraham Blankaart te spreken...


PD-icoontje   Publiek Domein
Deze bron (Max Havelaar of de Koffij-veilingen der nederlandsche Handelmaatschappij - Deel 15) is (gedeeltelijk) afkomstig van Project Gutenberg.

Bronnen afkomstig van Project Gutenberg zijn in het publiek domein.