Max Havelaar of de Koffij-veilingen der nederlandsche Handelmaatschappij - Deel 35
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelsmaatschappy |
---|
Proloog - 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 |
Den volgenden dag ontving Havelaar een brief van den resident van Bantam, welks inhoud blijkt uit het antwoord dat ik hier afschrijf:
- "N° 93. Geheim. Rangkas-Betoeng, 28 Februari 1856.
- Ik heb de eer gehad te ontvangen uwe spoedmissive van 26 dezer LaO, geheim, houdende hoofdzakelijk mededeeling:
- dat gij gronden hadt, niet te treden in de voorstellen, gedaan bij mijne ambtsbrieven van 24 en 25 dezer, Nrs 88 en 91;
- dat gij vooraf vertrouwelijke mededeeling hadt gewenscht;
- dat gij niet goedkeurt mijne verrichtingen in die beide brieven omschreven;
- en ten-slotte van eenige bevelen.
- Ik heb thans de eer, gelijk trouwens reeds in de konferentie van eergister mondeling geschiedde, nogmaals en ten-overvloede te verzekeren:
- dat ik volkomen eerbiedig de wettigheid van uw gezag, waar het geldt de keuze, al of niet te treden in mijn voorstellen;
- dat de ontvangen bevelen met stiptheid en des-noods met zelfverloochening, zullen worden nagekomen, als waart gij tegenwoordig, bij al wat ik doe en zeg, of juister: bij al wat ik niet doe en niet zeg.
- Ik weet dat gij op mijn loyauteit ten deze vertrouwt. [1]
- Doch ik neem de vrijheid ten plechtigste te protesteeren tegen den minsten zweem van afkeuring omtrent éénige handeling, éénig woord, éénige zinsnede, door mij in deze zaak verricht, gesproken of geschreven.
- Ik heb de overtuiging mijn plicht te hebben gedaan, in doel en in wijze van uitvoering, geheel mijn plicht, niets dan mijn plicht zonder de minste afwijking.
- Lang, had ik nagedacht voor ik handelde – dat is: voor ik onderzocht, rapporteerde en voorstelde – en als ik in iets het minste zou gefaald hebben... uit overijling faalde ik niet.
- In gelijke omstandigheden zou ik op-nieuw – iets sneller echter – geheel, letterlijk geheel hetzelfde doen en nalaten.
- Al ware het zelfs dat een hooger macht dan de uwe iets afkeurde in wat ik deed – behoudens misschien het eigenaardige van mijn stijl die een deel uitmaakt van mijzelf, een gebrek waarover ik zoomin verantwoordelijk ben als een stamelaar voor het zijne – al ware het dat... doch neen, dit kàn niet zijn, maar al ware het zoo: ik heb mijn plicht gedaan!
- Wel doet het mij – zonder bevreemding evenwel – leed, dat gij hierover anders oordeelt – en wat mijn persoon aangaat, zou ik terstond berusten in wat mij een miskenning toeschijnt – doch er is een principe in 't spel, en ik heb gewetensredenen die eischen dat uitgemaakt worde welke meening juist is, die van U of de mijne.
- Anders dienen dan ik te Lebak diende, kan ik niet. Wenscht dus het Gouvernement anders te worden gediend, dan moet ik als eerlijk man eerbiedig verzoeken mij te ontslaan. Dan moet ik op zes-en-dertigjarigen leeftijd trachten op-nieuw een loopbaan aantevangen. Dan moet ik, na zeventien jaren, na zeventien zware moeijelijke dienstjaren, na mijn beste levenskrachten te hebben ten-offer gebracht aan wat ik voor plicht hield, op-nieuw aan de Maatschappij vragen of ze mij brood wil geven voor vrouw en kind, brood in ruil voor mijn denkbeelden, brood wellicht in ruil voor arbeid met kruiwagen of spade, als de kracht van mijn arm meer waard wordt gekeurd dan de kracht mijner ziel.
- Maar ik kan en wil niet gelooven dat uwe meening door zijne Excellentie den Gouverneur-generaal gedeeld wordt, en ik ben dus verplicht, vóór ik overga tot het bitter uiterste dat ik neerschreef in de vorige alinea, u eerbiedig te verzoeken aan het Gouvernement voortestellen:
- den resident van Bantam aanteschrijven, alsnog goedtekeuren de handelingen van den adsistent-resident van Lebak, betrekking hebbende op diens missieves van 24 en 25 dezer, Nis 88 en 91.
- Of wel:
- genoemden adsistent-resident te roepen ter verantwoording op de door den resident van Bantam te formuleeren punten van afkeuring.
- Ik heb de eer u ten-slotte de dankbare verzekering te geven, dat wanneer iets me kon terugbrengen van mijn lang doordachte, en bedaard maar vurig aangekleefde principes ten dezen... waarlijk, het zou geweest zijn de heusche innemende wijze waarop gij in de konferentie van eergister die principes hebt bestreden.
- De Adsistent-resident van Lebak,
- MAX HAVELAAR."
Voetnoten[bewerken]
- ↑ Het had aan mij gestaan de Bevolking opteruien. In-plaats daarvan handhaafde ik de eer van de nederlandsche regeering zoo goed ik kon, en de resident vertrouwde hierop. EDD
![]() |
---|
Deze bron (Max Havelaar of de Koffij-veilingen der nederlandsche Handelmaatschappij - Deel 35) is (gedeeltelijk) afkomstig van Project Gutenberg.
Bronnen afkomstig van Project Gutenberg zijn in het publiek domein. |