Naar inhoud springen

Pagina:Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy (vyfde druk).djvu/328

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
316

tegen den minsten zweem van afkeuring omtrent éénige handeling, éénig woord, éénige zinsnede, door my in deze zaak verricht, gesproken of geschreven.

Ik heb de overtuiging myn plicht te hebben gedaan, in doel en in wyze van uitvoering, geheel myn plicht, niets dan myn plicht zonder de minste afwyking.

Lang, had ik nagedacht voor ik handelde — dat is: voor ik onderzocht, rapporteerde en voorstelde — en als ik in iets het minste zou gefaald hebben…uit overyling faalde ik niet.

In gelyke omstandigheden zou ik op-nieuw — iets sneller echter — geheel, letterlyk geheel hetzelfde doen en nalaten.

Al ware het zelfs dat een hooger macht dan de uwe iets afkeurde in wat ik deed — behoudens misschien het eigenaardige van myn styl die een deel uitmaakt van myzelf, een gebrek waarover ik zoomin verantwoordelyk ben als een stamelaar voor het zyne — al ware het dat…doch neen, dit kàn niet zyn, maar al ware het zoo: ik heb myn plicht gedaan!

Wel doet het my — zonder bevreemding evenwel — leed, dat gy hierover anders oordeelt — en wat myn persoon aangaat, zou ik terstond berusten in wat my een miskenning toeschynt — doch er is een principe in ’t spel, en ik heb gewetensredenen die eischen dat uitgemaakt worde welke meening juist is, die van U of de myne.

Anders dienen dan ik te Lebak diende, kan ik niet. Wenscht dus het Gouvernement anders te worden gediend, dan moet ik als eerlyk man eerbiedig verzoeken my te ontslaan. Dan moet ik op zes-en-dertigjarigen leeftyd trachten op-nieuw een loopbaan aantevangen. Dan moet ik, na zeventien jaren, na zeventien zware moeielyke dienstjaren, na myn beste levenskrachten te hebben ten-offer gebracht aan wat ik voor plicht hield, op-nieuw aan de Maatschappy vragen of ze my brood wil geven voor vrouw en kind, brood in ruil voor myn denkbeelden, brood wellicht in ruil voor arbeid met kruiwagen of spade, als de kracht van myn arm meer waard wordt gekeurd dan de kracht myner ziel.

Maar ik kan en wil niet gelooven dat uwe meening door