Max Havelaar of de Koffij-veilingen der nederlandsche Handelmaatschappij - Deel 36

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelsmaatschappy
Proloog - 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38


Zonder uitspraak te doen omtrent de gegrondheid van het vermoeden der Weduwe Slotering, betreffende de oorzaak die haar kinderen tot weezen maakte, en alleen aannemende wat bewijsbaar is, dat er in Lebak nauw verband was tusschen plichtsbetrachting en gif – al bestond dan ook dit verband slechts in meening[1] – zal toch ieder inzien dat Max en Tine kommervolle dagen hadden doortebrengen na 't bezoek van den resident. Ik geloof niet noodig te hebben den angst te schetsen van een moeder die bij 't reiken van spijs aan haar kind, zich gedurig de vraag moet voorleggen of ze misschien haar lieveling vermoordt? En wèl was het een "afgebeden kind" de kleine Max, die zeven jaar was uitgebleven na 't huwelijk, als wist de schalk dat het geen voordeel was ter-wereld te komen als zoon van zulke ouders!

Negen-en-twintig lange dagen had Havelaar te wachten voor de Gouverneur-generaal hem meedeelde... doch we zijn nog zoover niet.

Kort na de vergeefsche pogingen om Havelaar te bewegen tot de intrekking zijner brieven, of tot het verraden van de arme lieden die op zijn grootmoedigheid vertrouwd hadden, trad eens Verbrugge bij hem binnen. De brave man was doodsbleek, en had moeite te spreken.

– Ik ben bij den Regent geweest, zeide hij... dàt is infaam... maar verraad me niet.

– Wat? Wàt moet ik niet verraden?

– Geeft ge mij uw woord geen gebruik te maken van wat ik u zeggen zal?

– Weer halfheid, zei Havelaar. Doch... goed! Ik geef mijn woord.

En toen verhaalde Verbrugge, wat den lezer reeds bekend is, dat de resident aan den Adhipatti had gevraagd of hij iets wist intebrengen tegen den adsistent-resident, en hem tevens geheel onverwachts geld had aangeboden en gegeven. Verbrugge wist het van den regent zelf, die hem vroeg welke redenen den resident hiertoe konden geleid hebben? Havelaar was verontwaardigd, maar... hij had zijn woord gegeven.

Den volgenden dag kwam Verbrugge terug, en zei dat Duclari hem onder 't oog had gebracht hoe onedel het was, Havelaar, die met zulke tegenstanders te strijden had, zoo geheel alleen te laten, waarop Verbrugge dezen kwam ontheffen van zijn gegeven woord.

– Goed! riep Havelaar, schrijf het op!

Verbrugge schreef het op. Ook die verklaring ligt voor mij. [2]

De lezer heeft immers reeds lang ingezien waarom ik zoo gemakkelijk afstand kon doen van alle aanspraken op juridieke echtheid der geschiedenis van Saïdjah?

Het was zeer treffend optemerken hoe de beschroomde Verbrugge – vóór de verwijten van Duclari – op Havelaars woord durfde bouwen in een zaak die zoo noopte tot woordbreuk!

En nog iets. Er zijn sedert de gebeurtenissen die ik verhaal, jaren verloopen. Havelaar heeft in dien tijd veel geleden, hij heeft zijn gezin zien lijden – de geschriften die voor mij liggen, getuigen daarvan! – en 't schijnt dat hij gewacht heeft... ik geef de volgende aanteekening van zijn hand:

"Ik heb in de nieuwsbladen gelezen dat de heer Slijmering benoemd is tot ridder van den Nederlandschen Leeuw. Hij schijnt thans resident van Djokjakarta te wezen. Ik zou dus nu op de Lebaksche zaken kunnen terugkomen zonder gevaar voor Verbrugge."...

Voetnoten[bewerken]

  1. Dat m'n voorganger vergiftigd is geworden, werd door niemand in Lebak betwijfeld. Waarom liet de heer Pahud zijn lijk niet opgraven? EDD
  2. Ik bezit die verklaring nog. Niemand vond het ooit de moeite waard daarvan inzage te verzoeken. EDD


PD-icoontje   Publiek Domein
Deze bron (Max Havelaar of de Koffij-veilingen der nederlandsche Handelmaatschappij - Deel 36) is (gedeeltelijk) afkomstig van Project Gutenberg.

Bronnen afkomstig van Project Gutenberg zijn in het publiek domein.