Naar inhoud springen

P.H. Scheltema/Den lezer heil!

Uit Wikisource
Den lezer heil!
Auteur(s) De redactie
Datum Zaterdag 4 januari 1902
Titel ‘Den lezer heil!’
Tijdschrift De Opmerker
Jg, nr, pg 37, 1, [1]
Genre(s) Proza
Brontaal Nederlands
Bron [1]
Auteursrecht Publiek domein

[1]

[...]

DEN LEZER HEIL!


      Sedert den 7den April 1866, toen het eerste nummer van den eersten jaargang van „De Opmerker” verscheen, heeft ons blad verscheidene malen een vormverandering ondergaan.
      Wat den inhoud betreft is de oprichter F. W. van Gendt, zoolang hij leefde, getrouw gebleven aan het oorspronkelijk door hem opgesteld programma en al mogen sommige onderdeelen van dat programma in den loop des tijds, meer op de voorgrond, andere daarentegen meer op den achtergrond getreden zijn, de nieuwe redactie, die met 1 Februari van het afgeloopen jaar optrad, meende in hoofdzaak zich daaraan te moeten houden en, in de toenmalige omstandigheden, werd het ook niet raadzaam geacht, in den vorm verandering te brengen.
      Met den aanvang van den 37sten jaargang meenen wij echter den tijd gekomen, om een begin te maken met de geleidelijke wijzigingen, waarop gedoeld wordt in „Een woord aan de Lezers”, in het eerste nummer van het nu afgeloopen jaar, dat in vele opzichten als een overgangsjaar te beschouwen is.
      Door velen wordt ook op ander gebied onze tijd als een tijd van overgang beschouwd. De waarde van deze beschouwing laten wij in het midden, maar zooveel is zeker, dat wij niet in een tijdperk van stilstand leven en onze tijd voor de bouwkunst merkwaardiger is dan verschillende voorafgegane tijdperken geweest zijn en volgende tijdperken wellicht zullen zijn.
      Aan stof voor bespreking op bouwkundig en algemeen technisch gebied ontbreekt het dan ook allerminst, integendeel er is stof te over. Er is zooveel zelfs, dat „De Opmerker” veel opmerkenswaardigs schijnbaar onopgemerkt moet laten voorbijgaan, om zich te beperken tot datgene, wat voor den wijden kring van lezers het belangrijkst geacht kan worden.
      Wij wenschen, dat het ons gelukken moge, ook in het vervolg, den inhoud van ons blad zoo belangrijk mogelijk te maken.
      Artikelsgewijze het programma te ontwikkelen, dat wij ons voorstellen daarbij te volgen, achten wij ook thans niet noodig, nog daargelaten, dat wij ons daardoor allicht te veel zouden binden.
      Er zijn echter enkele onderwerpen, die meer bepaald onze aandacht vragen en die willen wij even aanroeren.
      Het vereenigingsleven is in het algemeen ten onzent in een kwijnenden toestand. De oorzaken daarvan willen wij trachten na te gaan, door zooveel mogelijk aandacht te schenken aan hetgeen er in de verschillende vereenigingen omgaat.
      Dat het met de prijsvragen ten onzent gaat, zooals het gaan kon en moest, zal wel door weinigen worden beweerd. Ook op die zaak zal ons oog gevestigd zijn.
      De ontwikkeling onzer groote steden is mede een onderwerp, dat schier dagelijks aanleiding tot opmerking en beschouwingen geeft.
      En dat zaken als de ontwikkeling onzer bouwkunst, het behoud onzer monumenten, ons technisch onderwijs, de bouwambachten, onze bouwmaterialen, de practijk der bouwvakken, de industrie in verband daarmede, zoowel binnen onze grenzen als daarbuiten, blijvend onze belangstelling hebben, zal hier wel niet uiteengezet behoeven te worden.
      Onnoodig ook deze opsomming hier verder uit te breiden; bovendien laat ons gedachtig zijn aan het: „Qui trop embrasse, mal étreint”, niet meer beloven dan wij geven kunnen; maar met het6 voornemen te geven wat wij kunnen, ons aan den arbeid zetten, om daarop na een volgende jaarwisseling met voldoening te mogen terugzien.

DE REDACTIE.