Pagina:Aan het volk van Nederland.djvu/6

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

☾ 6 ☽

dat is den meeſter te koomen ſpeelen: Ja zo diep een doorzigt had men toen in de gezonde Staatkunde, en zoo wel begreep men toen, welken invloed de Huwelyken met vreemde Huizen kunnen hebben, dat men in 1477 van de Gravin, Vrouw Maria van Bourgondien bedong, dat zy niet zoude trouwen dan met toeſtemming der Staaten van den Lande, die, dat Gylieden U ſteeds moet te binnen brengen toen ter tyd op de eene of de andere manier van het Volk, dat is van de Ingezetenen afhingen, ten minſte niet van den Vorſt, zoo als onze tegenwoordige Regenten van de Prinſen van Oranje onze Stadhouders doen.
 Nu — de bovengenoemde Filips Koning van Spanje en onze Landsheer was een heerſchzugtig Vorſt, die, gelyk zyn Vader en verdere Voorzaaten hunne Onderdanen in Spanje en elders reeds van alle voorregten en vryheeden beroofd hadden, ook had voorgenomen in onze Nederlanden de ſlaverny in te voeren. Hy kon niet dulden, dat hy, die in zyne andere Erflanden reeds als een God regeerde hier niet alles naar zynen boozen zin kon krygen.
 Het eerſte dat hy deed was krygsvolk op de been brengen, zoo als zyn Vader ook al had begonnen. Dit was nog niet genoeg. Hy zond, onder allerhande voorwendſels vreemd krygsvolk onder ons: daar kon hy nog beter ſtaat op maaken dan op inlandsch krygsvolk, ſchoon dit waaragtig reeds gevaarlyk genoeg voor de vryheid is.
 Hy betrouwde het roer der Regeering aan vreemdelingen, die, zo als de braave Heeren van Amſterdam zeer wel zeggen, als geene genoegzaame kunde van onze Regeringsvorm hebbende, nog ons Land een goed hart toedraagende worden aangezien.
 Om gelegenheid te hebben van zyn gezag uittebreiden en een der gewigtigſte regten des volks, daarin beſtaande, dat elk door zynen eigen wettigen Regter moet worden beoordeeld, den bodem in te ſlaan, maakte hy allerysſelykſte Placcaaten tegen allen die den Roomſchen Godsdienst verlieten, en voerde eene regtbank in de inquiſitie genaamd, die zonder aanzien van perſoonen, regten of voorregten, die Placcaaten met pynigen, moorden, hangen en branden moest ter uitvoer brengen.