Naar inhoud springen

Pagina:Aard en doel van het internationaal privaatrecht (Hamaker 1878).djvu/12

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

10

dan zou met het internationaal verkeer ook het internationaal recht ontbreken.
Zoo is het echter niet. Onophoudelijk brengen handel, weetgierigheid, lust tot reizen den burger van het ééne land in aanraking met het andere en zijne burgers[.] Op het grondgebied van iederen staat bevinden zich voortdurend tal van vreemdelingen, die er hetzij onder elkaar, hetzij met de inlanders contracten en huwelijken sluiten, die er misdrijven begaan, kinderen krijgen, den dood vinden, kortom met wie en door wie allerhande feiten plaats hebben, waaraan het recht zich gelegen laat zijn en waaromtrent het bepalingen inhoudt.
Dit internationale verkeer is ’t, dat in verband met de boven beschreven hoedanigheden der souvereine staten de behoefte doet ontstaan aan het internationaal privaatrecht. Want het stelt de beide vragen, wier beantwoording de eigenaardige taak uitmaakt, die voor dat recht is weggelegd.
De eerste vraag is een gevolg daarvan, dat iedere staat zijne eigene onderdanen heeft en zou zich aan ons opdringen, al hadden alle wetgevingen volkomen denzelfden inhoud[.] Zij is geene andere dan deze: welke is en welke behoort te zijn in iederen staat de rechtstoestand van menschen, die hem vreemd zijn? Kunnen zij er rechten verkrijgen en handhaven? Zijn zij er bevoegd tot procedeeren, trouwen, erven? Zijn zij er aansprakelijk voor hunne onrechtmatige daden?
De tweede vraag daarentegen hangt samen uitsluitend met het verschil van wetgeving tusschen de onderscheidene staten en zou beantwoord moeten worden, ook al werden in alle staten alle menschen behandeld naar volkomen denzelfden maatstaf, zoodat het onderscheid tusschen onderdanen en niet-onderdanen geheel wegviel. Zij luidt: naar de wetten van welk land moet in iederen staat de rechter uitspraak doen over de aan zijn oordeel onderworpen geschillen? Of wat hetzelfde is: Op de wetten van welk land hebben de privaatpersonen bij hun doen en laten ’t oog te vestigen? Is de wet van hun eigen land in alle gevallen hun eenig richtsnoer, of kan het gebeuren, dat hunne rechten en verplichtingen onder de heerschappij van vreemde wetten moeten vallen?