Pagina:Aard en doel van het internationaal privaatrecht (Hamaker 1878).djvu/22

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

20


 Op den voorgrond sta, dat ’t juist door het internationale verkeer, door het reizen en trekken der personen, door de verplaatsing der goederen, in zeer vele gevallen onmogelijk is te voorspellen in welk land zekere rechtsbetrekking een voorwerp van rechterlijke beslissing zal uitmaken. De geldigheid van een huwelijk, hier voltrokken, kan later in welken staat gij maar wilt door den rechter beoordeeld moeten worden. Waar, weet niemand. Want het is afhankelijk van omstandigheden die niet voorzien kunnen worden. Onderstelt slechts, dat de echtgenooten goederen hebben of verkrijgen in andere landen, en de vraag ontstaat, welken invloed hun huwelijk op die bezittingen uitoefent. In de eerste plaats moet dan uitgemaakt worden, of het huwelijk deugt of niet. Of neemt aan dat de echtgenooten verhuizen naar den vreemde en bij hun dood, met het oog op de erfenis, de wettigheid der kinderen wordt betwist. Of denkt U het geval, dat één hunner afstammelingen naar andere gewesten vertrokken is en daar een nieuw geslacht sticht. Na een eeuw misschien is het laatste lid van dit nieuwe geslacht overleden zonder testament. Wie hebben recht op de nalatenschap? De verre bloedverwanten uit het moederland, mits zij de bloedverwantschap kunnen bewijzen en dus ook de wettigheid van dat eerste huwelijk, waarin zij haar oorsprong genomen had.
 Dit ééne voorbeeld is voldoende om U duidelijk te maken niet alleen, dat het dikwijls vooruit niet te zeggen is, waar de wet op de rechtshandelingen zal worden toegepast, maar ook, dat het menigmalen niet daar zijn zal, waar de persoon thuis hoorde, toen hij handelde.
 Is dit alles waar, dan zal men mij toegeven, dat de moeilijkheid die uit de verscheidenheid der wetgevingen geboren wordt, en die bestaat in de onzekerheid, aan welke zich te houden, nooit kan worden weggenomen door het voorschrift: de rechter van elk land passe altijd en in elk geval de wet toe van den staat die hem aanstelde. Die wet dus strekke de partijen tot richtsnoer.” Het helpt hen niet, omdat ze niet weten, wie die rechter en welke dus die wet zijn zal.
 Tevens blijkt het, dat de regel: de rechter past de wet toe