Pagina:Aard en doel van het internationaal privaatrecht (Hamaker 1878).djvu/32

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

30

zich hooren toepassen, wat Foelix van onze oud-hollandsche voorgangers gezegd heeft: les Hollandais ont frayé la route! [1]

 EdelGrootAchtbare Heeren Curatoren!
 Aan Uwe aanbeveling heb ik het te danken, dat ik mij een werkkring geopend zie, die mij altijd voorgekomen is te behooren tot de schoonste en meest eervolle.
 Aan uwe aanbeveling ben ik het verschuldigd, dat ik voortaan mijne krachten onverdeeld zal kunnen wijden aan de opleiding der academische jongelingschap en aan de beoefening der wetenschap, die mij lief is.
 Het is mij eene behoefte U openlijk dank te branden voor het in mij gestelde vertrouwen. De onderscheiding, die er in ligt opgesloten, is groot. Groot naar verhouding zijn de verplichtingen, die het mij oplegt. Gij zult mij gelooven, indien ik U verzeker , dat mijn ernstig streven zal zijn Uwe verwachtingen niet te leur te stellen. Trouwe behartiging der belangen, die naar Uw wensch aan mijne zorg werden overgegeven, moet, ik besef het, het doel van mijn leven zijn.
 Hooggeleerde Heeren Professoren, niet zonder schroom noem ik U mijne ambtgenooten. Naast U zal ik werkzaam zijn, op één zelfde doel zal ons streven gericht zijn. Deze gedachte vervult mij met vreugde. Welk schooner lot kan iemand beschoren zijn, dan ingelijfd te worden in een lichaam van mannen als gij!
 Toch is mijne vreugde niet onvermengd. Want ik heb een levendig besef van de zware verplichtingen die met zoo hooge eer gepaard gaan. Ik begrijp, dat de eer eigenlijk eerst beginnen gaat, wanneer het gebleken zal zijn, dat die verplichtingen niet te zwaar zijn voor mijne krachten. Hoe dit zijn zal, moet de toekomst leeren. Aan ijver, geloof ik, zal het mij niet ontbreken. Doch er is ééne zaak, waaraan ik boven alles behoefte gevoel: Uwe medewerking, Uwe vriendschap. Schenkt mij de eerste, geeft mij de gelegenheid de laatste te verdienen.

  1. Foelix. Traité du dr. intern. privé I pag. 16.