Naar inhoud springen

Pagina:Aard en doel van het internationaal privaatrecht (Hamaker 1878).djvu/33

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

31


Tot U een afzonderlijk woord, Hooggeleerde Heeren van de Faculteit van Rechtsgeleerdheid.
In Uwe welwillendheid, in Uwe vriendschap wensch ik mij in het bijzonder aan te bevelen. Ik weet hoe gelukkige geest van eensgezindheid heerscht in Uw kleineren kring; ik weet, dat Gij, ieder op zich zelf sterk in de vervulling van zijn plicht, Uwe krachten verdubbelt door Uw eendrachtig streven. Mag ik hopen in waarheid één der Uwen te worden? Dit verzeker ik U, dat ik trachten zal zoo te leven en te werken, dat ik die hooge eer verdien. Uw uitstekend voorbeeld daarbij dagelijks voor oogen te zullen hebben, beschouw ik als een onschatbaar voorrecht.
Hooggeachte Vreede, één der vakken, die ik zal hebben te onderwijzen, stelt mij in bijzondere betrekking tot U. Volkerenrecht en internationaal privaatrecht zijn naauw verwant. Beide streven naar één doel, orde en regel te brengen in de republiek der volkeren. Beide behartigen de belangen niet van één volk maar van de menschheid. Te zamen eerst vormen zij een volledig geheel.
Ik wenschte zoo gaarne, dat deze naauwe verwantschap tusschen de vakken zich eenigszins deed gevoelen in de verhouding tusschen U en mij. Het internationaal privaatrecht is de jongere broeder: mag ik zijn jonge vertegenwoordiger dikwijls bij U, den ouderen broeder, om raad en voorlichting aankloppen?
De ontvangst, mij aanvankelijk van Uwe zijde ten deel gevallen, doet mij een toestemmend antwoord hopen.
Onder de mij opgedragen vakken is er één, dat ik van U overneem, Hooggeachte de Geer: een ander hebt Gij mij afgestaan, waarde Fruin. Wordt door deze omstandigheid mijne taak niet weinig verzwaard, want het is gemakkelijker U op te volgen dan U na te volgen, aan den anderen kant stelt zij mij in eene bij uitzondering gunstige positie. Gij zult toch, ik durf het hopen, Uwe hand niet in ééns onttrekken aan het onderwijs, dat Gij met zoo uitnemenden uitslag gaaft. Integendeel Gij zult het mij aan goede wenken niet laten ontbreken, opdat zoo de schat uwer kennis toch nog strekke ten bate van hen, die Uw onderwijs zoo