Pagina:Adama van Scheltema, Eerste oogst (1912).pdf/60

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Het rijst al om mijn donker hoofd,
Het joelt voorbij mijn oogen —
Ai mij! ik had dat lang gedoofd! —
„0 ! wind heb mededoogen!

„Neem weer, neem mee dien ouden last!
„Wat eens mijn oogen zochten —
„ Waarnaar ik eenmaal heb getast —
„Neem 't op uw verre tochten !

„0! bange wind ga van mijn borst:
„Waarnaar 'k met leege handen — —
„Waarnaar mijn heete mond gedorst —
„Neem het naar verre landen!

„En al waarvoor ik heb geschreid,
„Waarom ik nog moet snikken —
„0! waai het, waai het, wijd en zijd,
„Waar nooit mijn oogen blikken!

„Neem alles wat eens is geweest
„Op uw gevreesde vlerken,
„Draag 't uit mijn moe geworden geest,
„Leg 't in vergeten zerken !” — —

De wind vaart door mijn leege hart,
Drijft mij langs oude paden, —
De wind speelt met mijn oude smart
Als met de dorre bladen.