Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/132

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 108 —

wreedaardige verwonding is veeltijds van doodelijke uitwerking, maar bovendien voldoet zij nog aan eene tweede bedoeling. De ongelukkige verwonde is, door de plotselinge en hevige zwelling der tong, niet meer in staat te spreken. Zij kan alzoo aan de haren den naam niet verraden van hem, die haar zoo vreesselijk versloeg.

Is het hierbij wel waar, zoo als taijlor en anderen aangeven, dat de beet van de ratelslang en andere groote giftslangen der Tropen, den mensch dooden kan op staanden voet, of althans binnen weinige sekonden?—Deze uitspraak is overdreven. Er zijn gewis gevallen bekend van eenen doodelijken uitgang binnen het kwartier, zelfs binnen de 10 of 5 minuten, maar die behooren tot de hooge zeldzaamheden. In den regel echter verloopen er minstens 1 tot 6 à 9 uren vóór den dood, waarvan wij in deze schets reeds enkele voorbeelden hebben aangehaald, en niet zelden ook verlengt zich het lijden van éénen dag tot ééne, zelfs tot twee weken. Zeer dikwijls intusschen volgt herstelling, maar dan dragen de verwonden vaak langen tijd daarna nog de lastige gevolgen mede. Soms blijven zij jaren lang kwijnen, waarvan schomburgk in Zuid-Amerika meermalen getuige was. Ook is het een door de meeste reizigers gestaafd feit, dat de oude likteekens van deze verwondingen zeer ligt en bij herhaling openbreken.

Ten einde mijne lezers een getrouw beeld te schilderen der voornaamste verschijnselen van deze vergiftiging, zonder te vervallen in geneeskundige beschouwingen, heb ik de volgende even treffende, als natuurlijke beschrijving uit de schoone reis van schomburgk bij vrije vertaling ontleend: "Op dezen togt door de Savanne, stuitten wij reeds spoedig voor een beekje, in het midden waarvan zich juist een blok zandsteen bevond, dat ons voor den overtogt te stade kwam. Beurtelings sprongen onze geleiders op den steen, en van daar over op den anderen oever. De meeste personen waren aldus aan den overkant gekomen, toen het mijne beurt was, en die van eene jonge Indiaansche vrouw, kate genaamd, met welke ik onbezorgd voortwandelde, onder vrolijke gesprekken. Zij was pas gehuwd en had van haren man, die zich insgelijks bij den optogt bevond, bij