— 218 —
op den vreemden hond, pakte hem in den nek met zijne tanden, hetgeen hem dadelijk tot loslaten dwong, en schudde hem tot dat hij een grooten lap vel afgescheurd had. De aanvaller was niet zoodra weder op zijn' pooten, of hij haastte zich door eene snelle vlugt eenen zoo geduchten tegenstander te ontkomen.
Kapitein brown verhaalde, dat een zijner vrienden, Dr. smith, een fraai paard bezat, dat zeer vurig maar tevens verwonderlijk zachtzinnig was. Hij had ook eenen prachtigen New-foundlandschen hond, Cæsar geheeten. Deze beide dieren hadden vriendschap voor elkander opgevat en begrepen elkanders handelingen volkomen. De hond, alle avonden in den stal opgesloten, ging altijd slapen aan de zijde van het paard. Wanneer Dr. smith zijne lijders ging bezoeken, had hij, om zijn paard te bewaken, terwijl hij zich in de huizen begaf, geenen anderen knecht dan Cæsar, wien hij den toom in den bek gaf. Het paard bleef dan zeer bedaard staan naast zijnen makker, te midden der volkrijkste straten van Dublin. Woonde een patiënt digt in de nabijheid van een' vorigen, dan vergenoegde zich de doctor met het paard en den hond te roepen. Beide volgden hem dan dadelijk en bleven weder rustig voor de deur van het huis staan, tot dat hij het weder verliet. Soms ging de doctor naar den stal, vergezeld van zijnen hond, deed het paard een hoofdstel om, en de teugels aan Cæsar gevende, beval hij hem zijnen makker naar de drinkplaats te geleiden. Zij verstonden zeer goed wat dit beduidde. Cæsar ging al dravende voorop, terwijl het paard hem volgde, onder het maken van allerlei vrolijke sprongen, tot aan de beek, die op vijfhonderd schreden van den stal stroomde. Zoodra het paard zijnen dorst had gelescht, kwamen zij op gelijke wijze terug als zij gegaan waren. Dikwerf beval de doctor aan Cæsar het paard over deze beek te doen springen, welke ongeveer zes voeten breed was. De hond gaf dan door eene soort van geblaf en door tegen het hoofd van het paard op te springen, hem te kennen wat hij verlangde, waarop alsdan het paard, voorafgegaan door Cæsar, een loopje nam, en de beek oversprong. Het bevel vervolgens aan den hond gegeven om het paard weder terug te brengen, werd op dezelfde wijs ten uitvoer gebragt. Eens gebeurde het dat Cæsar den