Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/259

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 235 —

Behalve deze meest bekende, zijn er nog talrijke andere insekten, die van tijd tot tijd lichtgevend zijn. Zoo b.v. onze inlandsche veenmol (Gryllotalpa vulgaris), verschillende soorten van duizendpooten, waaronder er zijn, gelijk Geophilus electricus en G. phosphoreus, die aan dit vermogen hunnen naam verschuldigd zijn, en nog verscheidene andere, wier optelling hier echter van weinig nut zoude wezen.

Of er onder de spinnen ook lichtgevende worden gevonden, gelijk door sommigen beweerd is, kan betwijfeld worden, maar zeker daarentegen is het, dat er in de orde der schaaldieren of crustaceën, waartoe de krabben, kreeften, garnalen enz. behooren, vele voorkomen, die somwijlen lichtend zijn. Nog onlangs deelde een onzer vaderlandsche natuuronderzoekers, de heer snellen van vollenhoven, in de vergadering der Entomologische Vereeniging mede, dat hij een daartoe behoorend dier, Orchestia littorea, op het strand te Scheveningen lichtend heeft gevonden, en dat het, op het zand bewaard, dit vermogen nog 12 uren lang heeft behouden.

Ook de orde der ringwormen is rijk aan lichtgevende soorten, gelijk reeds de namen van eenigen, Nereis phosphorea, N. noctiluca aanduiden; doch, zonder omtrent hen in eenige bijzonderheden te treden, willen wij ons liever spoeden tot de beschouwing eener andere zijde van deze merkwaardige verschijnselen. Ik bedoel het lichten der zee.

Wekten reeds die door de lucht vliegende vonken de verwondering op van elk, die hen gade sloeg, hoeveel meer moet dit niet het geval zijn, wanneer men diezelfde vurige vonken bespeurt te midden van het element, dat wij van onze eerste jeugd af gewoon zijn als de tegenstelling van het vuur te beschouwen, van het water, dat wij doorgaans het vuur zien uitblusschen, zoodra het er mede in aanraking komt. Deze verbazing, door het ongewone van het verschijnsel opgewekt, drukt zich dan ook uit in de taal, waarmede de reizigers het beschreven.

Hooren wij b.v. peron.—"Op den avond van den 13den Frimaire" dus schrijft hij, "hadden wij eenen storm doorgestaan; nog was de hemel overal bedekt met dikke wolken; de diepste duisternis heerschte;