Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/303

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 279 —

ook niet door het hoogst mogelijke zeewater, het vaste land der aarde kan overstroomd worden, en alzoo de onmogelijkheid heeft bewezen, dat de overblijfselen of versteeningen van zeedieren, welke men op de bergen aantreft, daar ooit door voormalige hooge vloeden zouden gekomen zijn, maar dat die wezens dus te gelijk met den zeebodem door krachten, die in het binnenste der aarde werkzaam zijn, hoog boven hare oppervlakte zijn opgevoerd geworden.

Er is nog eene soort van regelmatige of liever bestendige oceaanstroomingen, wier bestaan de koene ontdekker van Amerika, columbus, reeds vermoedde, daar hij op zijne derde reize aanteekent: "ik houd het er voor, dat de wateren der zee zich van het oosten naar het westen bewegen, even als de schijnbare beweging des hemels of die van zon, maan en sterren." En inderdaad, dit is zoo. Tusschen de keerkringen, en dus op 23° ten noorden en zuiden van de evennachtslijn, beweegt zich het zeewater regelmatig van het oosten naar het westen. Men schrijft deze strooming toe aan de beweging der aarde om hare as, die in eene tegenovergestelde rigting geschiedt, en men zou ze dus, als zoodanig, omwentelingsstroomen kunnen noemen. De passaatwinden, die door de aardomwenteling in den dampkring ontstaan, (zie blz. 198), schijnen tot deze beweging der zee mede te werken.

De keerkringsstroom vormt met de eb en vloed echter niet de eenige geregelde beweging des oceaans. Er zijn oceaanstroomingen, die eenen belangrijken invloed uitoefenen op de scheepvaart en dus op het tot stand brengen van gemeenschap tusschen de onderscheidene aardbewoners, alsmede op de verspreiding der warmte over de oppervlakte der aarde. Deze soort van stroomingen bieden het merkwaardige verschijnsel aan, dat zij als smalle waterstrooken, als oceaansche rivieren, gelijk v. humboldt ze noemt, de wereldzee doortrekken, terwijl de naastaanliggende waterzoomen in rust blijven. Twee van deze stroomen zijn schier algemeen bekend. De eerste breidt zich uit van de zuidwestkust van Afrika, in eene noordwestelijke rigting naar de Antillische eilanden, buigt zich langs de golf van Mexico om het schiereiland Florida om, dringt door den Bahama-archipel, verwijdert zich vervolgens van de Ame-