— 338 —
tenreeks te zoeken is. Ik zal mij echter slechts tot één bepalen, dat ik onlangs zelf waarnam. Eene dame zat zeer ingespannen bezig met eenig fijn handwerk. Na eenigen tijd legde zij het neder, strekte hare hand naast zich uit, als om iets aan te vatten, maar riep tegelijk met verbazing: "dat is vreemd; ik zag het toch!" Op de vraag, wat zij daarmede bedoelde, was het antwoord, dat zij een voorwerp had willen aanvatten, dat altijd zijne vaste plaats nevens haren stoel had, en dat zij dus ook nu daar verwachtte te vinden; zij had het dan ook duidelijk gezien; maar toen zij het met de hand naderde, bemerkte zij eensklaps, dat het er niet stond.
Van dit voorbeeld,—hoedanige er zeker zeer dikwijls kunnen worden waargenomen,—is de stap ter verkrijging van een eenigzins helder inzigt in den aard der electro-biologische verschijnselen niet groot. Waarin bestaat toch de bewerking, die hen voortbrengt, en wat moet van die bewerking het gevolg zijn? De geheele kunst is gelegen in het bepalen van de aandacht van den patiënt op één en hetzelfde voorwerp, gedurende eenen tijd, die voor den eenen persoon korter, voor den anderen langer kan zijn. Dien ten gevolge ontstaat hier een naar die afgetrokkenheid des geestes, waarvan ik reeds gewaagde, gelijkende toestand; een toestand, waarin eene bepaalde gedachtenreeks het denkvermogen in beslag neemt, en het vermogen om te vergelijken, te oordeelen en te besluiten, niet opgeheven, maar toch in zijne zelfstandige werking zeer belemmerd wordt. Daarbij heeft ook zonder twijfel bij de zintuigen eene vermindering harer vatbaarheid voor uitwendige indrukken plaats,—iets, wat zich vooral bij het gezigt door beneveling der oogen openbaart, en waardoor natuurlijk de afsluiting der ziel binnen den kring dier ééne gedachtenreeks bevorderd wordt. Die eigenaardige toestand is door braid met den naam van hypnotisme of hypnotische toestand bestempeld. Indien men nu op stelligen en verzekerenden, of opdringenden en overredenden, maar altijd ernstigen toon den patiënt het een of ander denkbeeld inblaast, dan kan dit denkbeeld—en het zal dit in de meeste gevallen—de tot dus ver geheerscht hebbende gedachtenreeks verdringen, dadelijk de plaats van