— 13 —
den regen, waarnaar hij lang gesmacht heeft,—nu verandert binnen weinige dagen het geheele voorkomen der vroeger woeste vlakte, de geheele oppervlakte wordt met welig groen overdekt, en die wanstaltige figuren ontwikkelen tallooze bloemen, die in schoonheid voor die van geene enkele andere plantenfamilie behoeven te wijken. Het is alsof de natuur in de bloem wil vergoeden, wat zij in den stengel is te kort gekomen.
Verlaten wij de Savannas en naderen wij meer de vruchtbare oevers der groote rivieren. Daar treffen wij de Colocasias, de Caladiums en andere soorten van de familie der Aroïdeën met hare prachtige bloemtrossen aan; de Agave, hier te lande gewoonlijk Aloë genoemd, met hare om de 7–8 jaren te voorschijn komende geweldige bloemsteng, om welke te vormen bij ons het tiendubbele van dien tijd vereischt wordt; verder de soorten van het geslacht Fourcroya, gelijkende naar Agaves die van eenen stam voorzien zijn, en waaronder eene soort is, welke eene hoogte van 50 voeten erlangt, terwijl de dan uit de bladkroon te voorschijn komende bloemstengel nog bovendien eene gelijke hoogte bereikt en eene pluim daarstelt, die uit minstens 20,000 bloemen bestaat.
Hier eindelijk is het dat wij de heerlijke Victoria regia aantreffen, gelijkende naar de Nymphaea's onzer vaderlandsche wateren, doch wier bloemen eenen omtrek van vier tot vijf voeten hebben, terwijl die der schotelvormige bladeren zestien tot achttien voeten bedraagt.
Wenden wij ons naar de keerkringseilanden van het oostelijk halfrond, dan ontmoeten onze blikken daar talrijke planten, die in uiterlijken vorm naar groote grassen gelijken; doch het zijn grassen met de sierlijkste bloemen. Zij vormen de familie der Scitammineën, waartoe de Musasoorten, de Pisangs of Bananen behooren, de Cannas, de prachtige Uranias, de sierlijke Strelitzias, en zoo vele andere. Daar zien wij verder de soorten van het geslacht Pandanus met hare schroefvormig gedraaide bladkroonen, de trotsche Dracaenas, onder welke vele soorten groote boomen daarstellen, de zoo zonderling gevormde Zamia's en Cycas, wier afwijkende gedaante en maaksel als schijnen te verkondigen, dat zij niet tot deze wereld