Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/371

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 347 —

komene ongevoeligheid van den patiënt voor alle, zelfs de sterkste, uitwendige indrukken, kan ik kort zijn. Het bestaan van zulk een toestand kan niet in twijfel worden getrokken. Dat hij, in het algemeen, mogelijk is, blijkt uit sommige daarmede zeer verwante ziekelijke toestanden, de catalepsis, en menig voorbeeld van toevallen, zooals men het noemt, bij zenuwzwakke personen, vooral vrouwen, alsmede uit die algemeen bekende uitwerkselen van de inademing van æther of van chloroforme, door welke lijders vaak in staat gesteld worden om belangrijke heelkundige kunstbewerkingen zonder pijn te doorstaan.[1] Dat een zoodanige toestand door mesmerische bewerkingen ontstaan kan, dit mogen wij verwachten, wanneer wij ons den vroeger aangewezenen invloed dier bewerkingen herinneren, en bedenken, dat eene neiging tot slaap, en bij sommigen enkele naar catalepsis zweemende verschijnselen, daarvan de gewone en wel gestaafde gevolgen zijn. En dat dit werkelijk geschiedt, daarvan worden wij overtuigd, wanneer wij bij dit alles nog vernemen, dat kundige en onbevooroordeelde waarnemers, die overigens bepaalde tegenstanders der eigenlijk gezegde mesmeristen zijn, verklaren, dat zij zelve verscheidene gevallen van mesmerischen slaap hebben onderzocht, en zich door naauwgezette proefnemingen van de volslagene ongevoeligheid der slapenden hebben overtuigd.

Wij weten, dat het soms mogelijk is, eenen diep in den gewonen natuurlijken slaap verzonkenen voorstellingen en denkbeelden op te dringen, ja soms met hem een gesprek te houden. Wij lezen daarenboven, dat er enkele naar catalepsis gelijkende, blijkbaar ziekelijke toestanden waargenomen zijn, waar hetzelfde plaats had. Dit leidt ons tot de beschouwing van den derden graad van den mesmerischen toestand, dien van het slaapwandelen.—Ik maak hier al dadelijk daarop opmerkzaam, dat van alle de zintuigen het gehoor den meesten en den langdurigsten weêrstand


  1. Ik gewaag hiervan te eerder, omdat ik, ook op mij zelven, waargenomen heb, dat, na het ontwaken uit den door æther-inademingen voortgebragten toestand, dikwijls gedurende een kwartiers uurs of langer, een staat van geestesafgetrokkenheid nablijft, waarbij men onwillekeurig aan ééne gedachtenreeks hangen blijft en geen acht geeft op hetgeen rondom ons voorvalt.