Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/372

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 348 —

biedt aan den invloed van die oorzaken, die derzelver vatbaarheid voor uitwendige indrukken trachten te vernietigen. "Het was zonder twijfel om die reden," zegt een schrijver, "dat de ouden gewoon waren een groot geschreeuw te maken aan de ooren van eenen overledenen, ten einde zich van de werkelijkheid van zijnen dood te overtuigen." Het behoeft alzoo geene bevreemding te wekken, wanneer iemand, wiens overige zintuigen geheel werkeloos geworden schijnen, desniettemin nog hooren kan.

Men weet, dat men die menschen slaapwandelaars (liever, zooals von feuchtersleben teregt aanmerkt, slaaphandelaars) noemt, die in hunnen slaap opstaan, en, altijd al slapende, menigerlei bezigheden verrigten. Sommige spreken daarbij niet, andere wel, en met eenigen kan men zelfs een gesprek houden. Hunne gedachten volgen meestal duidelijk ééne bepaalde reeks van voorstellingen, op welke alle hunne handelingen heen wijzen, en het schijnt soms, alsof hunne zintuigen, hoezeer voor al het andere als dood, toch voor datgene, wat op die voorstellingen regtstreeks betrekking heeft, gevoelig zijn gebleven, even als in den hypnotischen toestand. In andere gevallen blijkt evenwel van dit laatste niets. Meestal schijnen de oogen geheel ongevoelig voor het licht,—het gevoel, de reuk en de smaak verstompt te zijn; soms heeft dit laatste ook bij het gehoor plaats, soms blijft dit zintuig waken, gelijk blijkt uit de mogelijkheid om zich door den slaapwandelaar te doen verstaan. Er zal overigens wel niemand onder mijne lezers zijn, die niet van het een of ander voorbeeld van slaapwandelen heeft gelezen of gehoord, en ik mag mij daarom ontslagen achten van het geven eener uitvoeriger beschrijving van dien toestand. Alleen merk ik aan, dat sommige verhalen daarvan, die men hier en daar geboekt vindt, de blijken dragen, van wel een weinig opgesierd te zijn.

Het zou mij te ver voeren, indien ik hier wilde opgeven, wat ter verklaring van alle bijzonderheden van het somnambulisme (idio-somnambulisme: van zelf, zonder kunstmatige bewerking ontstaan slaapwandelen) aangevoerd worden kan. Ik bepaal mij tot de opmerking, dat men het zich kan voorstellen als een hoogeren trap van het droomen, die slechts in graad, niet in wezen ver-