Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/381

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 357 —

De verhalen van gevallen, waar eene somnambule kennis toonde te bezitten van verledene of gelijktijdige gebeurtenissen en zaken, waarvan zij, naar 't scheen, geene kennis dragen kon, lijden evenzeer aan het gemis van eene opgaaf van alle omstandigheden, die hier vooral van groot belang is. Daar, waar die omstandigheden meer naauwkeurig opgegeven zijn, is het altijd duidelijk genoeg, dat de somnambule zeer wel door andere gewone middelen van die gebeurtenissen en zaken kennis kon dragen.

Ter opheldering van het vreemde, dat men er in vinden mogt, dat waarnemingen aangaande de hoogere graden van het mesmerisme, die door mannen van erkende kunde en geleerdheid ons zijn medegedeeld, zoo geheel en al onvoldoende kunnen worden bevonden, moet ik de opmerking maken, dat men eenen schat van kennis, zelfs van natuurkundige kennis, bezitten, en toch een slecht waarnemer wezen kan. Ieder goed natuurkenner is daarom nog niet altijd een goed natuuronderzoeker. Velen missen die bedachtzaamheid, die gewoonte om op alles, zelfs de kleinste bijzaken, acht te geven, dat geduld, die tact om in eenen oogopslag het verband tusschen verschijnselen en hunne mogelijke oorzaken in te zien, die de vereischten van eenen goeden waarnemer zijn. Wil men er zich van overtuigen, tot welke dwalingen anders kundige mannen hier kunnen vervallen, men leze, om van andere geschriften niet te gewagen, een werkje van den Kielschen hoogleeraar c.h. pfaff, waarvan in 1818 eene Nederduitsche vertaling te Rotterdam het licht zag onder den titel: "Over en tegen het dierlijk magnetisme." Dit boekje is geschreven in eenen tijd, toen nog, meer dan thans, mannen van eenigen naam en gezag zich met de beoefening van het mesmerisme inlieten, en geeft o.a. eene beoordeeling van een aantal toen ter tijd veel geruchtmakende, en, zoo het scheen, op eene voldoende wijze bevestigde waarnemingen, waaruit ten duidelijkste blijkt, hoeveel er toe noodig is, om zich hier te behoeden voor zelfmisleiding, of voor opzettelijk bedrog van den kant van anderen.

En hiermede sluit ik dit beknopt overzigt der verschijnselen van het mesmerisme, dat, niettegenstaande mijne pogingen om zoo kort te zijn als met duidelijkheid bestaanbaar is, eene uitgebreid-