Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/431

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 15 —

kans bij alle vogels, is het armbeen langer dan het dijebeen, en de twee beenderen van den voorarm zijn, eveneens als het armbeen, onder de langste van het vogelskelet te tellen.

De voorste ledematen der vogels zijn echter dan alleen tot vliegen ingerigt, wanneer, bij de noodige ontwikkeling van het beengestel en van de spieren, ook nog stevige vederen of slagpennen aan de handbeenderen en den voorarm zijn ingehecht. Zijn deze slagpennen kort, dan kunnen de vogels niet of slechts gebrekkig vliegen; ontbreken zij geheel, dan zijn de vogels tot vliegen ongeschikt. In dien zin alleen kan men de pinguïns (Alca impennis); vogels zonder vleugels noemen, nog meer de Aptenodytes, bij welken vogel de voorste ledematen meer de gedaante van vinnen hebben, en digt met kleine, hoornachtige en platte vederen, even als met schubben, zijn bedekt. Bij den struisvogel zijn aan de korte vleugels lange, zachte vederen, maar geene slagpennen gehecht. Bij den Kasuwaris van Indië zijn aan de vleugels vijf ronde vederschachten gehecht, zonder vederdraden, en dus geheel ongeschikt tot vliegen. Meer nog zijn de kasuwarissen van Nieuw-Zeeland en de Apteryx vogels zonder vleugels te noemen, omdat hier de kleine vleugelstompjes onder de lange vederen van de zijden des ligchaams verborgen zijn.

De Apteryx heeft eenen langen, smallen bek, die bij den eersten opslag eenigzins op dien van eene snip gelijkt, of meer nog, daar hij naar beneden is gebogen, op dien van een wulp (Numenius). Deze gelijkvormigheid vermindert echter bij naauwkeuriger vergelijking. De neusopeningen b.v., die bij de snippen en wulpen aan den grond van den bek liggen, zijn bij Apteryx geheel aan het eind, digt bij de spits van den bek geplaatst.

In 't geheel is de bek bij nadere beschouwing niet zoo ongelijk aan dien van den struisvogel en van den kasuwaris. Bij beide is de rug of het bovenste gedeelte van den bek door eene groef van de zijden afgescheiden, en de neusgaten liggen bij den kasuwaris digter bij de punt dan bij den grond van den bek. Vooral kan men tusschen den bek van Apteryx en dien van den kasuwaris van Nieuw-Holland overeenkomst opmerken. De punt van de bovenkaak