Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/436

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 20 —

formatiën, welke hier door elkander geworpen zijn en bijkans alle eene ronde afgesletene gedaante vertoonen. Men vindt deze hier dan ook in eene overgroote hoeveelheid verspreid, vooral graniet en aanverwante steensoorten, vuursteen enz., allerlei kleuren en soorten van steenen in elkanders onmiddellijke nabijheid. Het is uit grootere zoodanige gerolde steenen, dat de Hunebedden op elkander gestapeld zijn, waarvan men er fraaije en groote vindt te Borger, Tinarlo, Sleen, als ook kleinere te Midlaren, te Anne enz.

Zonderling, dat de grootste massa's steen zich in Drenthe juist in de hoogste streken geheel aan de oppervlakte vertoonen. Althans op het hooge Ellertsveld, bij Gasselte, Drouwen, Borger, Rolde enz. vindt men de oppervlakte dikwijls met steen als bezaaid. Tusschen Gieten en Gasselte en bij Borger en op meer andere plaatsen waren vele velden thans geheel en al omgewoeld, en zag men de hoopen daaruit opgedolven steenen, in de verte, als digt bij elkander liggende mesthoopen, op het veld liggen. Men doet dit, deels om het land tot kultuur te brengen, deels omdat die steenen vrij goed betaald worden: de groote voor de zeeweringen, de kleinere om die stuk te slaan en voor de macadam-wegen te gebruiken. Met dit stukslaan was men op vele plaatsen bezig en het ware te wenschen, dat de voornemens, die tot dat oogmerk in Drenthe bestaan, spoedig verwezenlijkt werden. Wanneer b.v. de weg, die onlangs door mij bereisd is, van Groningen over Zuidlaren, Gieten, Gasselte, Borger, Odoorn, Sleen en Dalen naar Koevorden, die nu nog slechts van Groningen tot Zuidlaren bestraat is, geheel en al een steenweg was, zoude dit een veelbezochte weg naar Koevorden—welke plaats door kanalen, die zich daar zullen verbinden, eerlang van meer gewigt zal worden—en naar de badplaats Bentheim, en tevens een der fraaiste wegen van ons land kunnen worden; daar men hier meest, althans van het fraaije Zuidlaren over Gieten en Borger tot Odoorn toe, den zoom der hoogere gronden bereist en oostwaarts, over de lagere, door het stroombed der Hunze en van het Exloosche diep doorsnedene streken, heerlijke uitzigten geniet. De genoemde weg is een hooge rug als het ware, meerendeels tusschen de stroompjes de A en de Hunze, aan het noordelijk uit-