Pagina:Album der Natuur 1852 en 1853.djvu/463

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 45 —

rels kernen gevonden bestaande uit zwavelkies (pictet, eversmann). In het laatste dier gevallen bestond de zwavelkies uit duidelijk achtvlakkige kristalletjes van niet minder dan 6 strepen breedte en 2 strepen hoogte. Zulke waarnemingen zijn voorzeker hoogst zonderling, en, indien zij boven alle bedenking verheven te achten zijn, dan toonen zij, hoe krachtig soms de opstijgende luchtstroom is, dat zij ligchaampjes van eene zoo groote soortelijke zwaarte naar die hooge luchtlagen kan heen voeren, waar, gelijk later zal blijken, de hagel zijnen oorsprong neemt.

Minder moeijelijk verklaarbaar is het, hoe andere kleine ligchaampjes, gelijk zandkorreltjes, in den hagel komen. In het jaar 1755 viel bij de uitbarsting van den Katlegiaa op Ysland een hagel, waarvan iedere korrel een weinig zand en vulkanische asch bevatte (muncke). Zoo ook vond waller in vele hagelkorrels zeer kleine, alleen door het mikroskoop waarneembare organische ligchaampjes, confervendraden, de kiezelpantsers van diatomeën, enz. welker tegenwoordigheid in hagelkorrels opgehouden heeft raadselachtig te zijn, sedert wij door de ontdekkingen van ehrenberg weten, dat er dikwerf uit de lucht een poeder nedervalt, hetwelk mede geheel uit dergelijke kleine mikroskopische wezentjes bestaat, en waarvan de eerste oorsprong wel zonder eenigen twijfel aan de oppervlakte der aarde moet gezocht worden, al kunnen wij ook dikwerf niet de plaats van dien oorsprong, noch de kracht, waardoor zij in het luchtruim zwevende worden gehouden, even bepaald en duidelijk aanwijzen, als in het poeder, dat den 2 September 1845 op de hoogte der Orkney-eilanden viel, en dat blijkbaar afkomstig was uit de Hekla, waarvan op denzelfden dag eene uitbarsting plaats greep, waarbij de uitgeworpen asch ten deele uit dezelfde bestanddeelen, kiezelpantsers van diatomeën enz., bestond, als het zoo even genoemde vele uren verder gevallen poeder.

In den laatsten tijd is door mèné in hagel eene vrij aanzienlijke hoeveelheid ammoniak gevonden. Doch ook dit kan geene verwondering wekken, daar het sedert vele jaren bekend is, dat deze stof, een der voortbrengselen der ontbinding van alle dierlijke ligchamen, in den dampkring en desgelijks in den regen nimmer ontbreekt.